('bi:dən) (bood, boden; heeft geboden)
1. een bod doen : op iets –; wie biedt er geld voor? →: loven.
2. aanbieden : iets te koop –; iemand het welkom –.
3. verlenen : iemand hulp –; zijn bezoek biedt gelegenheid voor verdere bespreking.
4. toesteken : iemand de hand –.
5. met iets vijandelijks bejegenen : weerstand –. →: hoofd.