o. (...wijzen; -je) [< bewijzen]
I. dat waaruit blijkt dat iets zo is als men beweert: bewijzen aanvoeren; het van een stelling leveren; Meetk. uit het ongerijmde, bewijs, waardoor men laat zien, dat de ontkenning van het gestelde tot iets ongerijmds leidt.
II. 1. Algm. iets waaruit het bestaan van iets anders blijkt: een van zijn genegenheid geven.
2. Inz.
a. geschreven, gedrukt bewijs: een van toegang, van goed gedrag,
b. spoor, kleine hoeveelheid: een van baard op zijn onderkin.