Werkwoorden vervoegen
bewijzen
Tegenwoordige tijd bewijzen
Ik bewijs
Jij bewijst
bewijs jij?
U bewijst
Hij/Zij/Het bewijst
Wij bewijzen
Jullie bewijzen
Zij bewijzen
Verleden tijd van bewijzen
Ik bewees
Jij/U bewees
Hij/Zij/Het bewees
Wij bewezen
Jullie bewezen
Zij bewezen
Voltooid deelwoord van bewijzen
bewezen
Tegenwoordig deelwoord van bewijzen
bewijzend