I (ba:i) m. (-en) [msch. Lat. badius. bruinrood < Beiaard (Ros)].
1. ook o. Eig, dikke rode, blauwe enz. wollen stof voor onderklederen : een met gevoerde jas.
2. [msch. baai (1), wegens de kleur] Metf. rode wijn, vooral van Bordeaux.
II (ba:i) v. (-en; -tje) [msch. Bask. baia, haven] inham der zee in het land, doorgaans van binnen breder dan aan de opening : de van Napels. Svn. binnenzee, bocht, golf, inham, kreek, zeearm, zeeboezem. Tgst. kaap.
III (ba:i) m. (-en) [msch. baai van Chesapeake] beste soort van marylandtabak.