Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

azijn

betekenis & definitie

I (a'zijn) m. (-en) [Lat. acetum < acidus, zuur] zure vloeistof bestaande uit met water verdund azijnzuur : bier-, hout-, wijnazijn. Gez, hij kijkt of hij gedronken heeft, zuur; hij kijkt zo zuur als -, verdrietig. → vlieg.

Enc. Azijn ontstaat door oxydatie van alkohol, d. i. door opname van zuurstof. Dit geschiedt als volgt. Wanneer alkohol, in de vorm van bier, wijn, of gegist vruchtesap, aan warme lucht wordt blootgesteld, komt een overal aanwezig schimmelplantje (azijnmoer) in de vloeistof, vermeerdert zich daarin en trekt zuurstof uit de lucht tot zich. Zo wordt de alkohol omgezet in azijnzuur. Verdunt men dat zuur met water, dan verkrijgt men azijn. Bij de snelbereiding van azijn, laat men verdunde alkohol in met beukekrullen gevulde vaten afdruipen, terwijl van onder warme lucht toestroomt. II (a'zijn) m. (-en) [Sp. alsina < Lat. ilex, steeneik] steeneik, alleen in samenstellingen: azijnhout enz.

< >