(‘angəl) m. (-s; -tje) [Gr. ogkos, haak] I, Eig. haakvormig, scherp gepunt voorwerp nl.
1. vishaak : daar schuilt een onder, daar is boosaardig opzet achter verborgen ; iemand aan zijn krijgen, in zijn macht.
2. puntig orgaan waarmede bijen, wespen enz. steken.
II. Metf. wat grieft: de der smart.