('aksi) v. (...tiën, -s) [< Lat. agere d. i.]
I. Eig.
1. Algm. het doen, handelen nl. beweging, werkzaamheid: in zijn; wat zit er een in die man!
2. Inz. a. Rechtst. aanklacht, rechtsvordering: een tegen iemand instellen, b. Mil. gevecht, schermutseling: vuur-. c. Ton. levendige handeling: er zit geen in dat stuk. d. Hand. gang, drukte: er is geen in die zaak.
II. Metn. [middel om aktie (I 2 d) in een zaak te krijgen] aandeel in een onderneming: de aktiën rijzen, dalen.