('af) (trad af, afgetreden)
I. (heeft) met gelijkmatige schreden afmeten : een veld -.
II. (is)
1. zich met gelijkmatige schreden verwijderen : hij trad een paar schreden van mij af; af- en aantreden.
2. van een hogere plaats met gelijkmatige schreden afkomen : op iemand -.
3. verlaten : (van) het toneel van het toneel des menselijken levens, van het krijgstoneel, van het staatstoneel -. 4. zijn ontslag geven : het ministerie is afgetreden.