Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

afnemen

betekenis & definitie

('af) (nam af, afgenomen)

I. (heeft)
1. opnemen en verwijderen : het kleed van de tafel –. Syn. →: afbeuren.
2. uit de handen nemen : iemand een pak –; een kind een mes –. →: woord.
3. verwijderen : zijn zoon van de school –.
4. afdoen : zijn hoed –. Fig. eerbied hebben.
5. een gedeelte wegnemen : een stuk (van een plank) –. Tgst. bijvoegen.
6. daardoor kleiner maken : een plank –.
7. van de tafel wegnemen : het ontbijt –.
8. de tafel ruimen.
9. met een doek enz. wegnemen : het stof (van de meubels) –. Syn. →: afdrogen.
10. daardoor reinigen : de meubels –.
11. van een dooreengeschud spel kaarten, de bovenste nemen en onderaan leggen.
12. ontdoen en naar beneden laten : het lichaam van Christus werd van het kruis afgenomen.
13. bevrijden van : iemand de koorts –.
14. afkopen : waren –.
15. doen afleggen : iemand een eed, een eksamen –. →: biecht.

II. (is)

1. minder worden : de wind is afgenomen. Syn. luwen, verminderen, vervallen.
2. korten : de dagen nemen af.

< >