('achtste)
I. bn. rangtelw. : de januari ; ten -, in de achtste plaats. -
II.
1. o. (-en; -tje) Algm. achtste deel: een gulden ; hij verloor drie van zijn kapitaal ; zes is drie vierde.
2. v. Inz. a. muzieknoot of -pauze, waarvan de duur het achtste gedeelte bedraagt van een hele. ➝ PL. NOTEN. b. (ook -s) achtste klas.