(apstra'he:rən) (abstraheerde, heeft geabstraheerd) [Fr. < Lat. abstrahere]
1. Algm. aftrekken.
2. Wijsb. het algemene uit het biezondere als ’t ware aftrekken.
Wijsb. Het begrip van zwaarte abstraheren wij door een operatie van onze geest, die ons voorkomt alsof wij uit de voorstellingen van zware voorwerpen (b. v. een zware, vierkante dikke balk) de voorwerpen zelf, hun gedaante, dikte enz. wegdachten, zodat alleen het begrip der hoedanigheid die zwaar heet, overblijft.