(a:s) o. [< stam van eten. at]
I. Eig.
1. Algm. verouderde en min of meer spottende term voor voedsel.
2. Inz.
a. voedsel dat de in het wild levende dieren zichzelf verschaffen: de vogels zoeken voor hun jongen; het menselijk lichaam tot der wormen bestemd. Syn. voeder, voedsel.
b. voedsel, lokspijs om dieren te vangen: de vis bijt in het -.
II. Metn. [het aas is vaak een] dood lichaam inzonderheid van dieren: een stinkend -. Syn. kreng. III. Metf. scheldwoord voor een gemeen vrouwspersoon: wat een verachtelijk -!