('a:n) (sloot, sloten aan; aangesloten)
I. (heeft)
1. er aan sluiten : een zijweg bij een hoofdweg doen -.
2. aan het lijf sluiten : een moderne jas aangesloten in het middel, in de taille.
3. telefonisch verbinden : sluit me even aan.
4. er nauw mee verbonden zijn, er natuurlijk op volgen.
5. vast(er) doen sluiten : dit machinedeel moet beter aangesloten worden. zie: gelid.
II. (is)
sluiten aan iets anders : het blad van de uittrektafel sluit niet aan.
2. gelegenheid geven om een andere trein enz. te halen : die treinen sluiten niet aan.
III. zich -
1. zich voegen : zich aan, bij een reisgezelschap -.
2. zich als aanhanger voegen : zich bij de bovendrijvende partij -.
3. er een geheel mee uitmaken : het punt waar het pad zich aan de straatweg aansluit.