de grootste joodse wijsgeer uit de oudheid. Zijn geboorte- en sterfjaar zijn onbekend, maar hij leefde tussen ca. 20 v.
C. en 50 n. C. Hij was geboren in een van de meest vooraanstaande en rijke joodse families van Alexandrië. In tegenstelling tot zijn broer Alexander, die de politiek in ging, richtte Philo zich op de bestudering van de joodse bijbel en de Griekse filosofie. Hij heeft zijn leven gewijd aan het creëren van een grootse cultuursynthese tussen jodendom en hellenisme doordat hij bijbelse geloofsvoorstellingen in overeenstemming probeerde te brengen met de filosofie van Plato. Hij was ervan overtuigd dat op diepteniveau Plato en Mozes dezelfde gedachten koesterden, en wel omdat hij geloofde dat Plato zijn grote wijsheid uiteindelijk aan Mozes had ontleend. In zijn vele commentaren op de boeken van de Tora (in haar Griekse versie, de Septuaginta) bereikt hij deze synthese door allegorische exegese, een methode waarmee hij later wel bij de christelijke kerkvaders veel navolging kreeg maar niet in joodse kring.Hoewel Philo een allegorische interpretatie van de bijbelse geboden voorstond, bestreed hij diegenen bij wie zo’n uitleg leidde tot loslaten van de feitelijke observantie, waaraan hijzelf streng vasthield. Naast zijn tientallen allegorische commentaren schreef Philo ook nog enkele filosofische tractaten (bijv. over de eeuwigheid van de wereld) en twee apologetisch-historische werken die samenhingen met de grote anti-joodse geweldsuitbarsting in Alexandrië in het jaar 38 n. C., tengevolge waarvan hij door de joodse gemeente van zijn stad als hoofd van een delegatie naar de keizer in Rome werd gezonden om de joodse zaak te bepleiten; van beide zaken - pogrom en delegatie - doet hij geëmotioneerd verslag. Zijn theologie kent onder invloed van Plato een sterk transcendent Godsbeeld waardoor het contact tussen God en wereld via intermediaire wezens (logos, dynameis) verloopt. Philo ziet het als opdracht van de mens de lichamelijke en materiële begeerten te overwinnen om zo de ziel naar de wereld van het goddelijke te kunnen laten opstijgen.