De duivel (of satan) speelt in de Hebreeuwse bijbel nog nauwelijks een rol. In het nabijbelse jodendom groeit hij echter (onder namen als Belial, Mastema, Sammaël, Satan) uit tot de grote tegenspeler van God en het hoofd van het antigoddelijke leger der slechte engelen of demonen.
Vooral in de apokalyptiek met haar sombere visie op de wereld speelt deze tegenstander van God en zijn rijk een prominente rol in de duiding van het wereldgebeuren (Dualisme). Deze rol wordt door de rabbijnen weer enigszins teruggedrongen.