denken in absolute tegenstellingen (goed - kwaad; god - duivel; licht - duisternis; geest - lichaam). Hoewel in bepaalde apokalyptische kringen in het vroege jodendom, met name de Essenen van Qumran, in zekere zin wel dualistische opvattingen omtrent de wereld en de mensen bestonden, waren zulke ideeën toch meestal ingebed in een monistische theorie over een heilsplan van God als uiteindelijke wereldheerser (Duivel).
Kosmologisch dualisme in termen van twee gescheiden domeinen, waarvan God in het ene geen zeggenschap had, is het vroege jodendom altijd vreemd geweest. Wel bestond er in sommige sterk door de Griekse filosofie beïnvloede kringen een vorm van antropologisch dualisme waarin het materiële lichaam en de onstoffelijke ziel scherp tegenover elkaar werden geplaatst (zonder dat daarmee echter de materie naar het rijk van het kwaad werd verwezen).