boodschappers van God aan de mensen. In de Hebreeuwse bijbel is het aantal en optreden der engelen beperkt, maar in het nabijbelse jodendom neemt zowel hun aantal als hun takenpakket sterk toe.
Tal van activiteiten die de bijbel nog aan God toeschrijft worden naderhand bij de taken der engelen ondergebracht, met name als het gaat om het reilen en zeilen van de natuur en de kosmos. Dit leidt soms ook tot aanbidding van engelen naast God (en tot polemiek hiertegen). Ieder volk werd geacht zijn eigen speciale engel te hebben (Israëls engel was Michaël). De engelen worden in toenemende mate in een hiërarchisch systeem van rangen en standen ondergebracht (aartsengelen, cherubim, serafim, ofannim, dienstengelen, etc.).Terwijl in de bijbel slechts twee engelen bij name worden genoemd (Gabriël en Michaël, beiden in het laatstgeschreven bijbelboek Daniël), kennen we uit joodse bronnen de namen van honderden engelen, niet alleen goede maar ook slechte engelen (de leider van de gevallen engelen [zie Demonen] heet meestal Samma’el, Mastema, of Belial). In sommige mystieke kringen (merkava) probeert men een liturgische gemeenschap met de engelen in de hemelen na te streven in de verwachting dat de lofzangen in de hemelse liturgie unisono door engelen en mensen (resp. in hemel en op aarde) worden gezongen. In rabbijnse kring stond men begrijpelijkerwijs zeer gereserveerd tegenover al deze ontwikkelingen vanwege de bedreiging voor het monotheïsme die erin school.