WONS, van ouds ook Woldens geheeten, is een Dorp in Friesland, in het Westerkwartier, onder de Grietenij van Wonzeradeel, welke van dit Dorp haaren naam ontleend heeft: waarschijnlijk, om reden, meent men, dat in of liever een weinig ten Zuiden van dit Dorp, in overoude tijden, het regt, onder den blaauwen hemel plagt gehandhaafd te worden, op eene plaats, welke nog heden, bij den naam van Wonzerweerstal, of, zo als de Opgezeetene dezelve heden, bij verkorting noemen, de Weeren, bekend is. Wons ligt, ongeveer een half uur gaans ten Noorden van het Vlek Makkum, niet onvermaaklijk, aan den Rijdweg, welke van daar na de Steden Bolswerd, Franeker, en, gelijk men ’t noemt, binnen door, na Harlingen loopt. Het Dorp ligt op eene vrij aanmerkelijke hoogte, waarschijnlijk eene dier verhevenheden, hoedanige men, bij ouds, toen de Dijken in Friesland nog minder gemeen waren, in grooten getale plagt op te werpen, vooral op plaatzen, niet verre van de Zee gelegen, hoedanig het geval van Wons is, om daar door, tegen overstroomingen of hooge watervloeden zich eenigermaate te beveiligen.
Aan den Oostkant is deeze verhevenheid inzonderheid aanmerkelijk. Voor ’t overige is Wons een klein Dorp; nogthans draagt het, van wegen verscheiden kleine buurtjes, Gojem, Hajem, Hiddem, Doindwier, en anderen, daar onder behoorende, in de algemeene belangen der Grietenije, met eenëndertig Stemmen. De Kerk, hoewel klein, hebbende de gedaante van eenen Koepel, met een torentje voorzien, en staande op de grootste hoogte, maakt geene onaanzienlijke vertooning. De Predikant der Plaatze heeft, ten Westen van het gewijde Gestigt, eene niet onvermaaklijke wooning. Deeze verrigt tevens het heilige dienstwerk te Engwier, een klein Dorpje, een weinig, in het Zuidwesten, van daar gelegen. In 't Zuiden van dit Dorp ligt eene aanzienlijke Boerderij, zijnde eertijds geweest eene adelijke State.
Eindelijk merken wij nog aan, dat de Kerk van dit Dorpje, in de Roomsche tijden, eene Parochiekerk geweest is, van welke de Proost der Kerke van ST. JAN, te Utrecht, jaarlijks zestien Schilden trok.Zie SCHOTANUS, Beschr. van Friesland.