WOLFAARTSDYK, gemeenlijk ook Wolfersdjk genaamd, is een klein Eiland, behoorende onder de Provincie van Zeeland, Bewesten-Schelde. Het heeft, ten Noorden, het Eiland Noordbeveland, ten Zuiden, het Eiland Zuidbeveland, of het Land van ter Goes. Van het eerstgenoemde Eiland wordt Wolfaartsdyk gescheiden door het Diep of de Zuidvliet, van het laatstgemelde door het Schengen; beiden zeer snelstroomende takken van de rivier de Schelde. Niet alleen ten huidigen dage, maar reeds in overoude tijden, zijn, door dit schuuren van den stroom, op het Eiland schroomwekkende Grondbraken ontstaan, en hetzelve daar door zeer zwaare, dikmaals onherstelbaare, nadeelen toegebragt.
Reeds ten tijde van den Zeeuwschen Kronijkschrijver REYGERSBERG hadt men, op dien toestand van zaaken slaande, dit rijmpjen in den mond:"Zuytvliet ende Schengen
Loopen beyde om strengen,
Hebben haer vermeeten,
Willen Wolfaartsdijk noch opeeten”.
Volgens zommigen zou de bedijking deezes Eilands reeds in den Jaare 800, of daar omtrent, geschied zijn; hoewel 'er nog vijf honderd jaaren, zints dien tijd, zouden zijn verloopen, eer het onder zijnen tegenwoordigen naam zou zijn bekend geworden. Van eenen Heere WOLFAART, uit den doorluchtigen en adelijken Huize VAN BOSSELEN, zou het dien naam ontleend hebben.
De uitgestrektheid des geheelen Eilands vinden wij op vierduizend zesendertig Gemeten, tweehonderd vijfenveertig en eene halve Roede schotbaar Land begroot.
Veel digter, dan huiden ten dage, plagt Wolfaartsdyk, in overoude tijden, bewoond te worden. Dus ontdekte men 'er weleer, eene Plaats, de Piet, of Muiden, genaamd, bij zommigen voor een aanzienlijk Dorp, of wel voor een klein Stedeken aangezien, doch bij anderen in geen hooger rang, dan in dien van een Kasteel of Sterkte, geplaatst. De laatste zou de waare gestalte der Plaatze geweest zijn, indien, naar het verhaal van HALMA, de afbeelding daarvan, hangende in de Kerkenkamer van Zeeland, te Middelburg, voor echt mag gehouden worden. Hoe ’t zij, de Piet, 't zij dan een Dorp, Stedeken of Kasteel, lag in het westlijke gedeelte des Eilands, welk, hoewel thans, voor landbouw en veehoederij, genoegzaam nutteloos, nog heden onder den naam van de Piet bekend is. Reeds voor meer dan vierhonderd jaaren wierdt de Polder een prooi der golven, althans zodanig was gezet, dat men, zedert, altoos zwaarigheid heeft gemaakt, eene bedijking en droogmaaking, in de waarschijnlijke verwagting van een goeden uitslag, te durven onderneemen. De Toren van de Piet stondt overeinde, tot in den jaare 1512. Een zwaare storm deedt denzelven ter aarde storten.
Het Dorp Sabinge, insgelijks op dit Eiland gelegen, is van aloude herkomste. Dit, intusschen, is het eenige, 't welk, in ’t algemeen, daar omtrent bekend is. Want van de eerste stigting heerscht, bij de aloude Kronijkschrijvers, een diep stilzwijgen. Men vindt ’er eene Kerk, ten dienste der Hervormden, doch geene Predikantswooning; gelijk wij straks nader zullen melden.
Nog vondt men, op Wolfaartsdyk, in vroegere dagen, twee Dorpen, Hongersdyk, waarvan de Hongerdyksche Polder zijnen naam ontleent, en Westkerk, of Westerland; doch beide Plaatzen hebben voor het geweld der aanspoelende wateren moeten bezwijken. Gelukkiger, als door zijne ligging, midden in het Eiland, meer beveiligd, is, tot nog toe, geweest het Dorp Oostkerk, of Oosterland. Hier woont de Leeraar, de eenige op het geheele Eiland, die insgelijks de Gemeente te Sabinge bedient. Hij is lid der Klassis van Zuidbeveland. De drie nu genoemde Parochiën, te weeten die van Sabinge, Oosterland en Westerland, hebben eenen gemeenen Regtbank over het geheele Eiland.
Zie REIGERSBERGEN en SMALLEGANGE, Kronijken van Zeeland; en Tegenwoordige Staat van Zeeland.