Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

VRY, DE

betekenis & definitie

een aloud Amsterdamsch Geslagt, ’t welk verscheiden Regeeringsleden hoeft uitgeleverd, en waar uit wijlen de vermaarde Burgemeester EGBERT DE VRY TEMMINK, van Moeders zijde, was voortgesprooten. De eerste, welken wij, op de Regeeringslijst, vermeld vinden, was JAN EGBERTSZOON DE VRY.

Hij wierdt Commissaris der Stad, in den Jaare 1586, bekleedde het Schepensamp: in den Jaare 1592, en klom op tot de Burgemeesterlijke waardigheid in den jaare 1596. Vijfmaalen, zints de eerste reize, naamelijk in de Jaaren 1598, 1601, 1603, 1604 en 1606, bekleedde hj dien hoogaanzieniijken post. Van meer vermaardheids is geweest FREDERIK DE VRY, Waarschijnlijk de Zoon des nu gemelden. Mannen van het eerste aanzien in den burgerstaat, onder de Nederduitsche Hervormden, in dien tijd het niet beneden hun fatsoen agtende, het Diakenschap te bekleeden, vinden wij van den Heere FREDERIK DE VRY aangeteekena, dat hij, in den Jaare 1607, dien post in de Gereformeerde Gemeente te Amsterdam heeft waargenomen. In den Jaare 1612 zat hij in Schepersgestoelte, en beklom, in den Jaare 1620, de Burgemeesterlijke waardigheid; waar mede hij, egter, niet meer dan eenmaal bekleed geweest is; ’t zij om dat hij kort daar naa overleeden is; of om dat hij, naar de meening van de meerderheid der Amsterdamsche Regenten, die eerlang veelal tot gemaatigdheid overhelden, in de zaak van Godgeleerde geschilstukken te harde en strenge begrippen voedde. Zeker gaat het, dat de Heer DE VRY een ijverig tegenstander der Remonstranten was. De volgende bijzonderheden, ons voorgekoomen, kunnen daar van ten bewijze dienen.

Terwijl de Heer DE VRV het Schoutsampt, in de plaats van WILLEM VAN DER DOES, die hetzelve in de maand October des Jaars 1620 hadt nedergeleid, bij voorraad, tot Vrouwendag des volgenden jaars, waarnam, gaf hij zich veele moeite, om eene Vergadering van Remonstranten, welke, gelijk bekend is, men toen heimelijk hielde, te betrappen en uit elkander te jaagen. Veel duidelijker nog straalde de gezintheid van den Burgemeester DE VRY door, in een Geschrift, welk hij, in het voorjaar des Jaars 1621, in het licht gaf, onder den titel van Historie, of kort en waerachtigh Verhael van den oorsprongh en voortgangh der Kekelijke beroerte in Holland. In de Voorrede van dit Werk,!t welk ook in het Fransch veraald wierdt, gaf DE VRY te kennen dat het Geschrift door eenen der geleerdste en vermaarste mannen van ons Vaderland ontworpen en gesteld was; maar dat hij zelve, op last van het Nationaale Dordrechtsche Sijnode, zeker Geschrift daar nevens gevoegd hadt, met een Aanhangzel, welk hij voor het zijne erkende. Voorts ontmoette men in de Voorrede verscheiden zeer harde en scherpe uitdrukkingen, en zwaare verwijten.

De Remonstranten wierden aldaar genoemd, „ Instrumenten des Satans, vijanden van Chrisius Kerk, factieuse Arminiaanen, onrustige menschen, wilde baaren der Zee, hunne eigen schande opschuimende.” Hun wierdt te laste geleid, „ dat zij de getrouwe Leeraars der Gereformeerde Christlijke Religie, de Zaligmaakende Leere, en de Christlijke Overheden met oproerige propoosten, fenijnige brieven en lasterlijke schriften bij eenen ieder zogten verdagt, gehaat en afgrijzelijk te maaken dat zij zich verblijd den in den tegenspoed van Christus Kerk, en in ’t geluk van de erfvijanden van de Religie en van ’t Vaderland.”

Om zo zwaare beschuldigingen, om welke het aanzienlijk Karakter des Schrijvers, na ‘t oog van veelen, geene geringe kragt bijzette, te keer te gaan, en derzelver ongegrondheid te doen blijken, vatte UITENBOGAAKD daar tegen de pen op. Reeds in de maand September des zelfden jaars, gaf hij eene Wederlegging in het licht, onder den titel van Vrije Aenwijsing van d'onwaerheden, trouwloese verdraeijngen, calumnien, en andre grove misslagen, bevonden in de genaemde Historie van Fredrik de Vrij, Burgermeester de stadt Amsterdam aengaende de Kerkelijke beroerten van Hollandt: gestelt bij forme van t’ saemenspraak tusschen den selven de Vrij en den Aenwijser.

De Voorrede van dit Geschrift was geteekend met de naam van NICOLAUS BONIFACIUS. UITENBOGAARD onthieldt zich thans buitenslands. De zulken, die, op zijn verzoek, het bewind over het drukken gehad hadden, zonden, van Haarlem en Leiden, aan alle de Heeren van de Magistiaat der Stad Amsterdam, ook aan die van de Admiraliteit, als mede aan de Commissarissen van de Weeskamer, alwaar de Heer DE VRY thans zitting hadt, ieder een Exemplaar der Vrije Aenwijsingen op dat de Heeren, door weder hooren der verdeediginge, gelegenheid mogten hebben, om over de waarheid der zaake te kunnen oordeelen. Ook meent men, dat verscheiden Wethouders, door het leezen van dit en soortgelijke Geschriftcn, tot gemaatigder zaake en denkhandelwijze wierden overgehaald. De Burgemeester FREDRIK DE VRY hadt eenen Zoon WILLEM genaamd; op den negenden September des Jaars 1620, leide deeze den eersten steen van de Wester Kerk te Amsterdam.

Behalven de bovengenoemde, vinden wij nog, uit dit Geslagt, vermeld, WESSEL DE VRY, in den Jaare 1638 Commissaris; CORNELIS DE VRY, in den Jaare 1614 Commissaris, en in 1646, Raad de slad; en eindelijk EGBERT DE VRY, in den Jaare 1679 Raad geworden, en Schepen, in de Jaaren 1677, 1679, 1681, 1685, 1687, 1688 en 1691.

Zie BRANDT, Hist. der Reformatie; Regeringslijsten van Amsterdam.

< >