Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

LOOSDUINEN

betekenis & definitie

een Dorp in Delfland, omtrent een uur gaans van ’s Graavenhage. Schoon niet zeer groot in uitgebreidheid, is het, nogthans, aanzienlijk om zijne vermaakiijke legging, aan een fraaien Straatweg , welke na de evengemelde Hofplaats loopt, aan overschoone Weilanden en vrugtbaare Bouw landen. Tuin- en Aardvrugten worden ’er, bovendien, in menigte in de nabijheid gewonnen.

Behalven den Straatweg, ontmoet men ’er eeiien Dwarsweg, die na den Koornmolen schiet, en insgelijks met huizen bebouwd is. Een der oudste Dorpen in deezen oord is Loosduinen. In of omtrent het Jaar 1225 wierdt hier, door MACHTELE, Gemaalin van Graave FLORIS DEN IV, eene Abtdij gestigt voor Adelijke Nonnen, van de Cisterciesser Orde, en met inkomsten rijklijk begiftigd. Naa den dood van haaren Gemaal begaf zich de Graavin Weduw in de Abtdij, en eindigde ’er haare dagen, in ’t laatst van het Jaar 1267. Volgens zommigen zou de Dorpkerk een overbiijfzel van ’t gewijde Gestigt zijn Zij draagt althans, zo wel ais de Toren, kennelijke blijken van eene aloude bouworde.Vermaard is dit Dorp door de berugte fabel van driehonderdvijfenzestig Kinderen, door eene Vrouw, ’t ééner dragt, ter waereld gebragt. Moeder van een zo talrijke vrugt, zegt het verhaal, zou geweest zijn, MARGARETA, dogter van straks gemelden Graave FLORIS DEN IV en van MACHTELT, en gehuwd aan HERMAN, Graave van Hennenberg. GUIDO, Wijbisschop van Utrecht, doopte allen; deeze kinderen, in twee Bekkens, de jongetjes met den naarn van JAN, de Meisjes met dien van ELIZABETH. Niet lang naa de geboorte zouden ze allen gestorven, en in de Kerk van Loosduinen begraaven zijn. Vreemd en medelijdenswaardig, als een bliik van verregaande onnozelheid, is het vertrouwen, waar mede eenige onzer aloude Kronijkschrijvers dit vertelzeltje verhaalen. Intusschen verzekert men, dat het verhaal van dit wonderdaadig kinderbaaren, vóór de Beeldstorming, aan de Noordzijde der Kerk, op een Bord te leezen stondt, en dat daar naast de Bekkens hingen, in welke de klnderkens gedoopt waren. Naa het sloopen dier Gedenkstukken heeft men ’er naderhand, waarschijnlijk om eenig voordeel ten behoeve der armen, de twee Bekkens vernieuwd, en daar naast een Opschrift, in de Latijnsche taale, opgehangen, behelzende een verhaal van het zonderling voorval; de zin daar van koomt hier op neder.

„ MARGARETA, de Huisvrouw van HERMAN, Graave van Hennenberg, dogter van FLORIS DEN IV, Graave van Holland en Zeeland, Zuster van WILLEM, Roomsch’ Koning, en daar naa Keizer, en van ALEID, Graavinne van Henegouwen, wiens Oom, van Vaders wege, was Bisschop van Utrecht; de Zoon van haaren Oom, aan Moeders zijde, was Hertog van Brabandt, en Graaf van Thullngen. Deeze hooggeboorene Graavin, omtrent tweeënvijftig jaaren oud zijnde, heeft, op Goeden Vrijdag, omtrent negen uure, in den Jaare 1276, driehonderd en vijfenzestig kinderen gebaard, die alle te zamen in twee Koperen Bekkens, door GUIDO, Wijbisschop van Utrecht, gedoopt zijn; wordende de Knegtjes, zo veelen als ’er waren, allen JAN, en alle de Meisje ELIZABETH genaamd, welke alle te zamen, ten zelfden dage, met de Moeder gestorven zijn, en hier te Loosduinen in de Kerk begraaven. Deeze zaak is gebeurd om zekere arme Vrouw, welke twee kinders van éénen dragt op haare armen droeg; waar over de Graavin verwonderd zijnde , zeide dat zulks bij éénen Man niet konde geschieden, en haar smaadelijk afwees. Weshalven de arme Vrouw, in haar gemoed ontroerd en ontsteld zijnde, haar zo veele kinderen ’t ééner dragt toewenschte, als ’er dagen in een jaar geteld worden; hetwelk ook, tegen den loop der Natuure, tot algemeene verbaazing geschied is: gelijk zulks alhier, tot eene eeuwige gedagtenisse der zaake, uit de oude zo met de hand geschreevene als gedrukte Kronijken, kortelijk ter neder gesteld en vermeld is. De allerhoogste God moet om deeze zaak gevreesd, geëerd en gepreezen worden, tot in alle Eeuwigheid. Amen.”

Volgens Boxhorn zou men ’er, eertijds, de volgende kreupele Rijmregels geleezen hebben:

D’ onspreeckclicke Godes kracht.

Mach men meninhsins wel mereken,

Want eens een frouken voortbragt

Twee kynder te santen in der wercken
:

Dat verwonderde heur vrouw Margriet Hertogien,

Dat een wyf by ééns mans beleydt moch dragen kynder

niet meer dan ien.

Daar na leet God geschyen,

Wonder groot; want zy wan,

Vierde half hondert kynderen en de
15 tot eenre dracht by eenre man.

De kynder kerstede Bisschop Gy in een Becken claar,

Daer waren hoge gebooren Peeten, als Princen, Vorsten, Vrouwen, dats waer,

Der fruchten starfsi, ende was Germana van Alemannien Willems Coninck, van Holland Grave, al sonder wane.

Dit was een wonderlich dinck. Doe sy bleef,


Men jaeren duysen CC ende LXXVl schreef,

Op ten goeden Frydach, ten negen uuren,

Haer siel moet in eeuwighey: dueren.

Tot slot merken wij nog aan, dat Loosduinen voor een gedeelte onder Haag-Ambagt, en de rest daar van onder het regtsgebied van Monster behoort.

< >