een Overijsselsch Dorp, onder het Drostampt van Vollenhoven , en, naar men wil, allereerst, in het Jaar 1312, bewoond geweest, van een deel Vreemdelingen, die op hunne Kleederen, van vooren en agteren, Kruissen droegen, zig zelve, met roeden en touwen, volknoopen, geesselden; welke menschen tot die Sekte behoorden, die men toen, in Hoog-en Nederduitsch, Geezelaan noemde. Deze eerste bewooners van dit Dorp, hebben, met zwaaren arbeid, het zelve bebouwd.
Ook wil men, dat zij de eersten geweest zijn, die, in deeze Geweesten, het Turfmaaken, dat zij, mooglijk, elders gezien hadden, in gebruik gebragt hebben. Ook vind men, dat LUDOLPH, de eerste Abt van O. St, Laurens Kerk, te Oostbroek, buiten Utercht, aan de Nonnen, die uit dat Klooster, om de engte, verplaatst waren, een stuk Veengrond vereerde, om ’er zo veel Turf, als zij noodig hadden, uittedeelen.
Kerklijke Oudh. van Deventer, I. Deel, bl. 571. enz.