Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CLOPPENBURG, JOHANNES THEODORUS

betekenis & definitie

dus genaamd, in oude schriften, doch meest bekend bij den naam van JOHANNES CLOPPENBURG, was geboren te Amsteldam, den 13den Mei des jaars vijftien honderd twee-en-negentig. Den grond zijner studiën leidde hij te Bazel; na de voleindiging daarvan, was hij, eenigen tijd, Predikant bij de Contra-Remonstranten, te Bleiswijk, buiten Rotterdam, alwaar hem, door den eerloozen SLATIUS, veele moeijelijkheden werden aangedaan.

In ‘t jaar 1617 werd hij beroepen te Aulburg en Hesbeen; 1618, te Heusden, daar hij de amptgenoot was van den vermaarden VOETIUS. Vandaar werd hij (1621) beroepen in zijne geboortestad. Na dat hem aldaar, in 1629, om zijnen al te grooten ijver tegen de Remonstranten, met SMOUT, de Stad ontzegd was, werd hij beroepen in den Briel; in het jaar 1640 tot Hoogleeraar op de doorluchtige Schoole te Harderwijk, en vier jaaren daarna te Franeker, op een jaarwedde van duizend guldens, die naderhand nog met twee honderd guldens verhoogd werd. Hij overleed aldaar in 1652.

Zijn afbeeldzel gaat in prent uit, doch is zeldzaam. Hij heeft drie zoonen nagelaaten: ANTONIUS, HERMANUS en GUALTHERUS JUSTINUS CLOPPENBURG, die alle drie den Predikdienst hebben waargenomen. Uit ééne zijner dochters is voortgekomen de groote JOH. MARK, Professor te Leiden. Zijne Latijnsche werken zijn allen bijeen gedrukt, onder den tijtel van J. Cloppenburgii Opera Omnia Theologica, 1684 en 1689, twee deelen in 4to.

Zie SOERMAN en VERIS, Kerkl. Alphabet.

< >