een Graafschap en Bannerij, niet verre van den Yssel, tusschen Zutphen en Doesburg, hebbende zijnen eigen Graaf. De eerste Heer daarvan was JAN VAN BRONKHORST, die gehuwd was met MARIA VAN ARKEL, en geleefd moet hebben omtrent het jaar 1035.
De vermaardheid van dit geslacht, waarvan wij straks spreeken zullen, is in Gelderland, door het volgende oude spreukje, bekend:BERG de rijkste;
BRONKHORST de edelste;
WISCH de stoutste.
De twisten, tusschen de Bronkhorsten en Heeckerens, uit enkele jalousie ontstaan, waardoor Gelderland veel nadeels geleden heeft, zullen, in de Historie van Gelderland, gemeld worden. Het plaatsje Bronkhorst, dat bijna een getal van zestig huizen bevat, ligt op eenen vrugtbaaren grond, rondsom in koornlanden. Men komt in hetzelve door een vervallene Poort, die nog eenige tekenen van haare geweezene aanzienlijkheid vertoont. Deze Poort doorgegaan zijnde, treedt men, over een vasten brug, in ’t Kasteel, waarin twee beelden zijn. Groote rampen heeft dit Bronkhorst, in den Spaanschen oorlog, geleden, ja zelfs bijna die van eene geheele verwoesting. De vlam teisterde het niet minder in den jaare 1666; deze werd veroorzaakt door een test met vuur, in het huis van den Burgemeester VAN LOOMEN. De brand woedde zo geweldigd, dat ’er, in het geheele plaatsje, niet meer dan een half steenen huis staan bleef. Te Bronkhorst is een Veer over den Yssel, het Bronkhorster Veer genaamd, waarmede men af en aanvaart, naar het Dorp Brummen. ’Er zijn vier Burgemeesters, die als Keurnooten, met en benevens den Rechter, in ’t gericht zitten, wordende jaarlijksch door den Heer van Bronkhorst aangesteld. De Ingezetenen zijn meest allen den Gereformeerden Godsdienst, dien zij te Steenderen verrichten, toegedaan. De Gemalin van den Graave VAN STIJRUM, zijnde des broeders dochter van den Amsteldamschen Burgemeester DE HAAZE, ligt in dit kerkje begraaven.