Hoogleeraar in de Historiën te Leiden, geboren 8 April 1561 te Rijssel. Te Aaken leerde hij de Grieksche en andere Taalen. Zijn Vader had zig aldaar ter nedergezet, en overleed ’er in het jaar 1576.
BAUDIUS vertrok, met zijne Moeder, van daar naar Leiden, en vervolgde aldaar zijne Letteroefeningen. Van daar begaf zijne Moeder zig eerst naar Gend, en verder naar Geneve, om deezen haaren Zoon ook het onderwijs der Hoogleeraaren in die Stad te doen ontvangen. In 1583 kwamen zij te Leiden, alwaar BAUDIUS zig toen in de Rechten oefende. In 1585 werd hij tot den rang van Doctor verheeven; en in dat zelfde jaar deed hij, met de Gezanten der Staaten, eene reis naar Engeland. In ’t jaar 1587 werd hij Advocaat voor het Hof van Holland. Doch hij bekleedde dien post niet lang: hij begaf zig naar Frankrijk, verbleef ’er 10 jaaren, en werd aldaar tot Advocaat voor het Parlement van Parijs aangesteld. In het jaar 1602 deed hij, met den Afgezant van Koning HENDRIK, DEN VIERDEN, eene reis naar Engeland, en keerde uit dat Rijk naar Leiden, alwaar hij Hoogleeraar in de Welsprekendheid werd.Na den dood van P. MERULA, gaf hij ook Lessen in de Historiën, en kreeg verlof om Collegie over de Rechten te houden. In 1615 werd hij, met MEURSIUS, te gelijk als Professor in de Historiën aangesteld. BAUDIUS schreef, in dien tusschentijd, de Historie of het verhaal van het Twaalfjaarig Bestand; ook gaf hij twee Redevoeringen, onder verbloemde naamen, in ’t licht, waarin hij zig een sterk ijveraar voor ’t Bestand toonde; doch waar over hij zig, met een nedrigen brief aan Prinse MAURITS, moest verontschuldigen. ’t Geen hem sterker in ’t oog deed loopen, was een Lofdicht op de komst van SPINOLA in Holland, voor dat men kennis had, waar die komst op uit zou lopen; ja zelfs haperde het weinig, of hij zou daarom gebannen zijn geworden. Inzonderheid deed hem veel kwaad, dat hij verre van bezadigd in zijne twisten was. BAIJLE getuigt van hem, dat hij een eerste meester was in ’t uitvinden van scheldwoorden.
Wat zijn zedelijk karakter aangaat, dit bedorf hij geheel en al, door zig aan den drank overtegeeven. Van ligtvaardigheid was hij ook niet vrij. Door alle deeze ongeregeldheden wikkelde hij zig zo diep in schulden, dat hij onder Curateele gesteld moest worden. De Professor van zo eene geaartheid zijnde, waren zijne Dienstmaagd en Studenten niet beter; de eerste werd bij een van de laatste zwanger, en drong het BAUDIUS op. Zweerende dat hij vader van het kind was, dagvaardde zij hem ter voltrekking van eene verzierde Huwelijksbelofte. Hier op in zijn ampt geschorst, nam hij de vlugt naar Gendt; zijne schuldeisschers verkochten wat hij gelaten had, en het was slegts bij geluk dat hij hun ontslipte.
Zijne Latijnsche Werken, bestaande in Dichtstukken en Brieven, worden zeer gepreezen. Het bovengemelde verhaal van het Bestand is het beste, dat men over dat onderwerp heeft. Het is, buiten de Opdragt aan H. H. M. M. verdeeld in III Boeken, met fraaije Prentverbeeldingen versierd, en in ’t Nederduitsch vertaald dooor P. JACOBI.