Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Meursius

betekenis & definitie

JOANNES MEURSIUS, in den Jaare 1579 gebooren te Loosduinen, bij 's Graavenhage, uit aanzienlijke Ouderen. Reeds vóór zijn zesde jaar hadt hij, onder 't opzigt van zijnen Vader, eenig onderwijs genooten in de Latijnsche Taale, welke, nevens de Grieksche, hij verder beoefende, eerst in 's Hage, en vervolgens te Leiden, onder den geleerden Rektor NIKOLAAS STOKIUS, onder wiens opzigt MEURSIUS, op zijn twaalfde jaar, eene Latijnsche Redevoering schreef. lntusschen helde zijne neiging voornaamelijk over tot de Grieksche Taale, en maakte hij daar in zo snelle vorderingen, dat hij op zijn dertiende jaar Grieksche Vaerzen maakte, en op zijn zestiende over een moeilijken Griekschen Schrijver Aanmerkingen schreef. Bij de kennisse der Taale voegde hij eene grondige bedreevenheid in de Geschiedenissen en Oudheden der Grieken. Door dit alles behaalde MEURSIUS zo veel vermaardheids, dat 's Lands Advokaat JOAN VAN OLDENBARNEVELT hem den post van Onderwijzer zijner kinderen opdroeg, en hem niet alleen in huis en aan zijnen tafel nam, maar ook met zijne vriendschap vereerde; welke hij, tot op den dood des Staatsmans, bestendig genooten heeft.

Ter gelegenheid dat de Advokaat, als Gezant, eenen keer na Frankrijk deedt, bevondt zich MEURSIUS onder deszelfs gevolg, in de hoedanigheid van Hofmeester. Ten nutte maakte hij zich deeze reize, door het bezoeken van de voornaamste Boekerijen, en het verzamelen van veele zeldzaame Schriften, welke hij naderhand in 't licht gaf. Te Orleans beklom hij den Eeretrap van Meester in de Regten. Naa zijne wederkomst in Holland, droegen de Bezorgers van het Hoogeschool te Leiden, in den Jaare 1610, aan MEURSIUS op, het Hoogleerampt in de Geschiedenissen; en kort daar naa dat der Grieksche Taale. Hij bekleedde dien post tot in den Jaare 1625, wanneer CHRISTIAAN DE IV, Koning van Deenemarke, hem beriep tot Hoogleeraar in de Geschiedenissen en de Staatkunde te Sora; 't welk hij greetig aannam. Veel leedt MEURSIUS, in zijnen ouderdom, van den Steen. Door pijnen en aanhoudend werken afgemat, overleedt hij op den twintigsten September des Jaars 1639, het zestigste zijns ouderdoms. Eene geheele lijst van Schriften, door hem uitgegeeven, draagen kenmerken van zijnen onvermoeiden vlijt en uitgebreide geleerdheid.

< >