eene Heerlijkheid van de Meijerije van Cumtich, vermaard door den tijtel van een Oude Baronnie. Onder het geslacht van deezen naam bleef dezelve, tot dat Heer HENDRIK VAN BAUTERSEM dezelve verkocht aan den Heer VAN VALKENBURG, wiens partij en zijde, tegen den Hertog van Braband, hij gevolgd was.
Deszelfs Zoon, REIJNALDUS VAN VALKENBURG, verkocht de Heerlijkheid naderhand aan WILLEM VAN DUIVENVOORDEN, Heer van Oosterhout, wiens Dochter BERTHA, Vrouwe van Bautersem, getrouwd is geweest aan GERARD VAN DER HEIDEN, Drossaart van Braband. Deeze zonder Kinderen overleeden zijnde, is Bautersem weder gekomen aan de tweede Dochter, AMELBERGA VAN DUIVENVOORDE; die in huwelijks had JOHAN DE COSLAER, Heer van Withem, Natuurlijken Zoon van Hertog JAN DEN II van Brabrand. BUTKENS, in zijn Troph. de Braband, Livr. XX, verhaalt deeze opvolging verder. MARIA ELISABETH, Prinses van Hohenzollern, Dochter en Erfgenaame van HENRICUS VAN HERENBERG, Baron van Hedel, verkocht Bautersem, 1647, aan JOAN JACOB DE ITTERE, gezegd VAN CASTRE, waar van de Confirmatie geschiedde door PHILIPS DEN IV, Koning van Spanje 1655. In dat geslacht is dezelve gebleeven tot in 1719, wanneer deeze Heerlijkheid in het openbaar verkocht werd aan WILHELMUS GILBERT, voor de somme van zeven duizend guldens. Meermaalen heeft zij de rampen van den oorlog ondergaan. Toen, in het jaar 1747, de Franschen zig tusschen Leeuwen en Tillemont bevonden, was Bautersem bezet, nu met Granadiers, dan met vrije Troepen, en dan met Croaten, die ’er allen even slegt huishielden.
DE ROIJ, Kasteelen en Heeren Huizen der Edelen van Brabant, fol. 2. alwaar men het zelve afgebeeld vind. CANTELJON, Verm. van Braband, in 1vo, pag. 334.