Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ANDLA, Godefried

betekenis & definitie

gesprooten uit het geslacht van dien naam, gebooren te Ried, in Friesland, daar hij ook Pastoor is geweest. Het waereldlijk gewaat verlaaten hebbende, begaf hij zig in ’t Klooster te Lidlum, en werd, om zijn deugdzaam leeven, bevorderd tot Opzigter over de Kerk te Berlikum. Naderhand, als de veertiende Abt van Lidlum gewijd zijnde, herstelde hij de Kerk in fraaijer gedaante, dan ze vóór den brand geweest was.

Als de Monniken van Ludinga Kerk en van Bloemkamp, om dat hij de zijde der Verkoopers was toegedaan, en zij die der Schieringers, de wapenen tegen hem opgevat hadden, en ondersteund werden door SJERP ADELEN, wierf hij, niet zonder groote kosten, krijgsvolk; en na dat hij zig gewapend had, nam hij, alvoorens zijne magt te beproeven, de voorzigtigheid te baate; hier door, als ook door de tusschenkomst van goede mannen, vereffende hij het geschil, en overleed kort daar na, in ’t jaar 1347.Zie SCHOTANUS, Friesche Hist. bl. 175 en 176. F. SJOERDS, Friesche Jaarboeken, III. Deel, bl. 332. Kerkl. Oudh. van Friesl. II. Deel, bl. 177.

< >