- Kijken als een bok die knoflook eet (spreekwoord)
- Kijken als een hond op een zieke koe (spreekwoord)
- Kijken als een kalf dat van een kar is geschopt (spreekwoord)
- Kijken als een schelvis op het droge (spreekwoord)
- Kijken als een uil in doodsnood (spreekwoord)
- Kijken door een plank waar geen gat in is (spreekwoord)
- Kijken gelijk een uil door de verdiepen (spreekwoord)
- Kijken gelijk een uil door een gootgat (spreekwoord)
- Kijken naar de Klundert of Willemstad in brand staat (spreekwoord)
- Kijken of de koffie bruin is (spreekwoord)
- Kijken of hij vervrozen was (spreekwoord)
- Kijken of hij zijn laatste oortje versnoept heeft (spreekwoord)
- Kijken of men azijn gepacht heeft (spreekwoord)
- Kijken of men het in Keulen hoort donderen (spreekwoord)
- Kijken of men water ziet branden (spreekwoord)
- Kijken of men zijn laatste oortje versnoept heeft (spreekwoord)
- Kijven om Mozes’ graf (spreekwoord)
- Kil. (afkorting)
- Kilo (afkorting)
- Kilog. (afkorting)
- Kind noch kraai hebben (spreekwoord)
- Kind noch kraai in de wereld hebben (spreekwoord)
- Kind. (afkorting)
- Kind.bes.V (afkorting)
- Kind.bes.V. (afkorting)
- Kinderen die vragen worden overgeslagen (spreekwoord)
- Kinderen die vragen, worden overgeslagen (spreekwoord)
- Kinderen die willen krijgen voor de billen (spreekwoord)
- Kinderen die willen krijgen voor hun billen (spreekwoord)
- Kinderen en dronken mensen (of: gekken) zeggen de waarheid (spreekwoord)
- Kinderen en dwazen spreken de waarheid (spreekwoord)
- Kinderen en gekken zeggen de waarheid (spreekwoord)
- Kinderen houden 't brood uit de schimmel (spreekwoord)
- Kinderen houden ’t brood uit de schimmel (spreekwoord)
- Kinderen kweken is geen ganzen wachten (spreekwoord)
- Kinderen laat men prentjes kijken (spreekwoord)
- Kinderen leren in korte tijd spreken, zwijgen daarentegen leert menigeen zijn leven lang niet (spreekwoord)
- Kinderen met een helm geboren zijn vremde stucken (spreekwoord)
- Kinderen worden grote mensen (spreekwoord)
- Kinderen zijn apen (spreekwoord)
- Kinderen zijn een erfdeel des Heren - maar ze houden de noppen van de kleren (spreekwoord)
- Kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de Heren (spreekwoord)
- Kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de kleren (spreekwoord)
- Kinderen zijn een zegen des heren, maar ze houden je de noppen van de kleren (spreekwoord)
- Kinderen zijn hinderen (spreekwoord)
- Kinderen, die tegen groten kakken willen - zakken door de brillen (spreekwoord)
- Kinétain. (afkorting)
- Kip, ik heb je! (spreekwoord)
- Kipa (afkorting)
- Kiplekker zijn (spreekwoord)
- Kippedrukte maken (spreekwoord)
- Kippekuren hebben (spreekwoord)
- Kippen op zolder houden (spreekwoord)
- Kit. (afkorting)
- Kitt. (afkorting)
- Kittelachtig van gehoor zijn (spreekwoord)
- Kl. 8o (afkorting)
- Kl. et Grcke. (afkorting)
- Kl.4o (afkorting)
- Klaagliederen aanheffen (spreekwoord)
- Klaar anker hebben (spreekwoord)
- Klaar is Kees (spreekwoord)
- Klaar is Kees! (spreekwoord)
- Klaas Vaak komt (spreekwoord)
- Klachten regenen (spreekwoord)
- Klaes is syn wyfje ter zielen gegaen (spreekwoord)
- Klagen verlicht het hart (spreekwoord)
- Klagers (hebben) geen nood (spreekwoord)
- Klagers geen nood, pochers geen brood (spreekwoord)
- Klagers hebben geen nood - pochers hebben geen brood (spreekwoord)
- Klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (spreekwoord)
- Klaphout verkopen (spreekwoord)
- Klappen als een ekster (spreekwoord)
- Klappen als een papegaai (spreekwoord)
- Klappen gelijk ene advocaat (spreekwoord)
- Klappen gelijk ene gescheurde kloef (spreekwoord)
- Klappen lijk een gebroken spa (spreekwoord)
- Klappen om de vaak uit het land te houden (spreekwoord)
- Klare wijn schenken (spreekwoord)
- Klein Hansken boet, wat Hans misdoet (spreekwoord)
- Klein geld, kleine arbeid (spreekwoord)
- Klein gewin - brengt rijkdom in (spreekwoord)
- Klein gewin brengt rijkdom in (spreekwoord)
- Klein huis, kleine zorg (spreekwoord)
- Klein kostje smaakt wel (spreekwoord)
- Klein kramer, klein kraam (spreekwoord)
- Klein maar dapper (spreekwoord)
- Klein maar rein (spreekwoord)
- Klein paard, kleine dagreis (spreekwoord)
- Klein schip, klein zeil (spreekwoord)
- Klein van stuk zijn (spreekwoord)
- Kleine apostelen (spreekwoord)
- Kleine boompjes worden groot (spreekwoord)
- Kleine dieven hebben ijzeren, grote hebben gouden ketenen (spreekwoord)
- Kleine geschenken onderhouden de vriendschap (spreekwoord)
- Kleine heiligen hebben ook macht (spreekwoord)
- Kleine hondjes bijten ook (spreekwoord)
- Kleine houwen vellen grote eiken (spreekwoord)
- Kleine kamers hebben kleine portalen (spreekwoord)
- Kleine kinderen, kleine zorgen, grote kinderen, grote zorgen (spreekwoord)