‘Kraai’ staat hier voor: kraaier, d.i. haan, en dit weer voor: gedierte, vee. In het Maastrichtse zegt men nog: ‘Hij heeft kind noch kivie (d.i. kievit)'. Vgl. Eng.: ‘To have nor child, nor chicken’, d.i.: kind noch kieken hebben. De uitdrukking wil dus zeggen: kind noch gedierte hebben, en wordt veelal gebezigd door of voor oude, alleenstaande vrijgezellen. Anderen verklaren de uitdrukking als volgt: Aan het kraaien van de haan hechtte men oudtijds bijzondere betekenis (denk bijv. ook aan het verhaal omtrent het verraad van Petrus). Werd in oude tijden iemand overvallen en doodde de overvallene zijn tegenstander, dan moest ter terechtzitting blijken, dat er van noodweer sprake was geweest. Bij huisgenoten die getuige van het drama waren geweest, leverde dit geen bezwaren op, doch bij gemis van dergelijke huisgenoten ontstonden de moeilijkheden. In dat geval mocht de gedaagde - voor zover hij daarover beschikte of de beschikking kon krijgen - een haan medenemen. Zweeg deze haan in alle talen, dan pleitte dit ten gunste van de gedaagde, en kraaien diskwalificeerde ten overvloede een eventuele valse verklaring van getuigen. Wie in dergelijke gevallen ook geen haan als getuige a decharge kon meenemen, was er bedroefd aan toe: hij had noch kind (lees: huisgenoot) noch kraai. Hij had niets en was verstoken van elke redder in de nood