Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie Z
- ZINTUIG
- ZINTWISTEN
- ZINVANG
- ZINVERWANT
- ZIONISME
- ZIRKOON
- ZIT
- ZITBAD
- ZITTEN
- ZITTEND
- ZITTER
- ZITTIJD
- ZITTING
- ZITTINGSJAAR
- ZITUUR
- ZIZEL
- Zode
- ZODENBED
- ZODIAK
- ZODIAKAALLICHT
- ZOEK
- ZOEKBRENGEN
- ZOEKEN
- Zoeker
- ZOEKERBOUT
- ZOEKLICHT
- ZOEKMAKEN
- ZOEKRAKEN
- ZOEL
- ZOELTE
- ZOEMEN
- Zoen
- ZOENALTAAR
- ZOENEN
- ZOENER
- ZOENGELD
- ZOENOFFER
- ZOENOFFEREN
- Zoet
- ZOETAARDIG
- ZOETACHTIG
- ZOETBOORSCHAAF
- ZOETEBOTER
- ZOETEKAUW
- ZOETELAAR
- ZOETELEN
- Zoetelief
- ZOETELIJK
- ZOETEMELK
- ZOETEMELKSCH
- ZOETEMELKSPAP
- ZOETEN
- ZOETEPAP
- ZOETERD
- ZOETEVEENTJES
- ZOETHOUT
- ZOETHOUTDRANK
- ZOETIGHEID
- ZOETJES
- ZOETKLINKEND
- ZOETRASP
- ZOETSAPPIG
- ZOETSCHAAF
- ZOETSPRAKIG
- ZOETSTEEN
- ZOETVIJLEN
- ZOETVLOEIEND
- ZOETWATER
- ZOETWATERKRAB
- ZOEVEN
- Zog
- ZOGAFSCHEIDING
- ZOGRIJK
- ZOGSTUKKEN
- ZOGZIEK
- ZOGZIEKTE
- ZOLDER
- ZOLDERDEUR
- ZOLDEREN
- ZOLDERGAT
- ZOLEN
- ZOLENNAAIER
- ZOMER
- ZOMERAARDAPPEL
- ZOMERACHTIG
- ZOMERANDIJVIE
- ZOMEREN
- ZOMERFEEST
- ZOMERGARST
- ZOMERKADE
- ZOMERSCH
- ZOMERSLAAP
- ZOMERSPIJS
- ZOMERVAGEN
- ZOMERVERBLIJF
- ZOMERVLEKKIG
- ZOMERVOEDER
- ZOMP
- ZON
- ZONAANBIDDER
