Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie I
- Imperceptibel
- Imperfect
- Imperfectie
- Imperiaal
- Imperialisme
- Imperialist
- Imperialistisch
- Imperieus
- Imperium
- Impermeabel
- Impertinent
- Impertinentie
- Impetrant
- Impetueus
- Impetuositeit
- Impetuoso
- Impi
- Impiëteit
- Impitoyabel
- Implacabel
- Implicatie
- Impliceeren
- Impliciet
- Implorant
- Imploreeren
- Imponderabiliën
- Imponeeren
- Impopulair
- Impopulariteit
- Import
- Importabel
- Important
- Importantie
- Importatie
- Importeeren
- Importeur
- Importfirma
- Importuneeren
- Importuniteit
- Imposant
- Impost
- Imposteeren
- Impostlijst
- Impostmeester
- Impotent
- Impotentie
- Impr(a)egnatie
- Impr(a)egneere
- Impr(a)escriptibel
- Impracticabel
- Impraticabel
- Imprecatie
- Impresario
- Impressie
- Impressief
- Impressionistisch
- Impressionnat
- Impressionnisme
- Imprimatur
- Improbabel
- Improbant
- Improbatie
- Improbeeren
- Improbiteit
- Improductief
- Improductiviteit
- Improfitabel
- Impromptu
- Improvisatie
- Improvisator
- Improvisatrice
- Improviseeren
- Improviste (à l’ —)
- Improviste (à l’ —)
- Imprudent
- Impugnatie
- Impuls
- Impulsief
- Impulsiviteit
- Imputabel
- Imputatie
- Imputeeren
- Impuur
- In
- In cohaerentie
- In securiteit
- Inaccessibel
- Inaccuraat
- Inachtneming
- Inactief
- Inactiviteit
- Inademen
- Inadvertentie
- Inakkeren
- Inaliënabel
- Inalterabel
- Inamovibiliteit
- Inanitie
- Inankeren
- Inappellabel
