Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- satiricus
- satiriek
- satirisch
- satisfactie
- satraap
- satrapie
- saturnaliën, saturnalia
- Saturnus
- saucijs
- saucijzebroodje
- saucis(se)
- Saul
- saumon
- saurus
- saus
- sausen
- sausje
- sauskom
- sauteren
- Sauternes
- sauve-qui-peut
- sauveren
- savanne
- savante
- savelboom
- savoir-laire
- savoir-vivre
- savonet
- savoureren
- Savoyaard
- savoyekool
- sawah
- sawo
- sawomanila
- saxofoon
- sc
- scabies
- scabiosa
- scabreus
- scala
- scalp
- scalpeermes
- scalpel
- scalperen
- scammonium
- scandaleus
- scanderen
- Scandinavisch
- scaphander
- scapulier
- scarabee
- scaramouche
- scarlatina
- scène
- scepticisme
- scepticus
- sceptisch
- schaaf
- schaafbank
- schaafbeitel
- schaafsel
- schaak
- schaakbord
- schaakmat
- schaakmeester
- schaakpartij
- schaakspel
- schaakspelen
- schaakstuk
- schaal
- schaalcollecte
- schaaldier
- schaamachtig
- schaambeen
- schaamrood
- schaamschoen
- schaamte
- schaamtelijk
- schaamteloos
- schaap
- schaapachtig
- schaapherder
- schaapjes
- schaapkameel
- schaapsklederen, schaapskleren
- schaapskooi
- schaapskop
- schaar
- schaarbos
- schaarde
- schaarden
- schaardijk
- schaarhout
- schaars
- schaarsheid
- schaarslijp, schaarsliep
- schaarste
- schaarweide
- schaats
- schaats(en)band
