Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- schoenenwinkel
- schoener
- schoenerbark
- schoengesp
- schoenhoorntje
- schoenklomp
- schoenlappen
- schoenlapper
- schoenleest
- schoenmaken
- schoenmaker
- schoenmakersjongen
- schoenmakerskrukje
- schoenmakerspoetser
- schoenmakerspothuis
- schoenmakerswinkel
- schoenpin
- schoenpoetsersbankje
- schoenriem
- schoensmeer
- schoep
- schoer
- schoerhaai
- schof
- schofar
- schoffeerder
- schoffel
- schoffelen
- schofferen
- schoft
- schoft(er)ig
- schoftachtig
- schoften
- schok
- schokhandgranaat
- schokkeljoen
- schokken
- schokker
- schokschouderen
- schol
- scholarch
- scholaster
- scholasticus
- scholastiek
- scholekster
- scholen
- scholiast
- scholier
- schollevaar
- scholp
- scholver
- scholverd
- schommel
- schommelaarster
- schommelen
- schommelhuis
- schommelig
- schommeling
- schommelstoel
- schone
- schonen
- schongel
- schonk
- schonkig
- schoof
- schoofzak
- schooien
- schooier
- schooieren
- school
- schoolakte
- schoolarrondissement
- schoolarts
- schoolatlas
- schoolbad
- schoolbank
- schoolbehoeften
- schoolbezoek
- schoolbibliotheek
- schoolblad
- schoolblijven
- schoolboek
- schoolboekhandel
- schoolbord
- schoolcommissie
- schooldistrict
- schoolexamen
- schoolgaan
- schoolgaand
- schoolgeld
- schoolhoofd
- schoolhouden
- schoolhygiëne
- schoolinspectie
- schooljaar
- schooljeugd
- schooljuffrouw
- schoolkaart
- schoolkameraad
- schoolkennis
