Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- oorzakelijkheid
- oost
- Oost-Friesland
- Oost-Indië
- Oost-Vlaanderen
- oosteinde
- oostelijk
- oosten
- oostenwind
- oosteren
- Oostergoo
- oostergrens
- oosterkim
- oosterlengte
- oosterling
- oosters
- oostertrans
- oosterzon
- Oostfries
- oostganger
- Oosthoek
- Oostindiëvaarder
- Oostindisch
- oostkant
- oostkust
- oostmoesson
- oostpassaat
- oostpunt
- Oostvlaams
- oostwaarts
- Oostzee
- Oostzeehandel
- oostzijde
- ootje
- ootmoed
- ootmoedig
- op
- op-en-dop
- op-en-duit
- op-en-top
- opa
- opaak
- opaarden
- opbaren
- opbellen
- opbergen
- opbeuren
- opbeuring
- opbiechten
- opbieden
- opbinden
- opblazen
- opblijven
- opblinken
- opbloei
- opbloeien
- opbod
- opboeien
- opborrelen
- opbouw
- opbouwen
- opbrassen
- opbreken
- opbrengen
- opbrengst
- opbruisen
- opcenten
- opdagen
- opdat
- opdekken
- opdelven
- opdienen
- opdiepen
- opdirken
- opdissen
- opdoeken
- opdoemen
- opdoen
- opdoffen
- opdokken
- opdonder
- opdonderen
- opdooi
- opdraaien
- opdracht
- opdrachtig
- opdragen
- opdreunen
- opdrijven
- opdril
- opdringen
- opdringerig
- opdrogen
- opduikelen
- opduiken
- opduwen
- opdweilen
- opeen
- opeens
- opeisbaar