Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- leengoed
- leenheer
- leenlaten
- leenman
- leenrecht
- leenroerig
- leenspreuk
- leenspreukig
- leenstelsel
- leentjebuur
- leep
- leepheid, lepigheid
- leepogig
- leepoog
- leer
- leerachtig
- leerbegrip
- leerbereiden
- leerbereider
- leerboek
- leerdicht
- leergang
- leergast
- leergeld
- leergierig
- leergierigheid
- leergraag
- leerjaar
- leerjongen
- leerkracht
- leerling
- leerlingenschaal
- leerlooien
- leerlooier
- leerlooierij
- leermeester
- leermeesteres
- leermeisje
- leermiddel
- leerplan
- leerplicht
- leerplichtig
- leerplichtwet
- leerrede
- leerrijk
- leers
- leerschool
- leerstelling
- leerstelsel
- leerstoel
- leerstof
- leerstuk
- leertijd
- leertje
- leertoon
- leertouwen
- leertraag
- leertrant
- leervak
- leervorm
- leerwijs, leerwijze
- leerzaam
- leerzucht
- lees-inrichting
- lees-museum
- lees, leze
- leesbaar
- leesbeurt
- leesbibliotheek
- leesboek
- leesgezelschap
- leeshonger
- leeskabinet
- leeskamer
- leesleerwijze
- leesles
- leeslust
- leesmis
- leesoefening
- leesonderwijs
- leesster
- leest
- leestafel
- leesteken
- leestenhout
- leestoon
- leestrant
- leestrommel
- leeswijze, leeswijs
- leeszaal
- leeuw
- leeuwenbek
- leeuwendaalder
- leeuwendeel
- Leeuwenhart
- leeuwenhok
- leeuwenhuid
- leeuwenklauw
- leeuwenkuil
- leeuwenmanen