Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- hoogleraar
- hooglerares
- hooglopend
- hoogmis
- hoogmoed
- hoogmoedig
- hoogmogend
- hoognodig
- hoogoven
- hoogrood
- hoogschatten
- hoogsel
- hoogspringen
- hoogst
- hoogstammig
- hoogstbiedende
- Hoogstdezelve
- hoogsteigen
- hoogte
- hoogtecirkel
- hoogtelijn
- hoogtelijnen
- hoogtemeter
- hoogtepunt
- hoogterecord
- hoogteverschil
- hoogtezon
- hoogtij
- hoogtijd
- hoogveen
- hoogverraad
- Hoogvlaams
- hoogvlakte
- hoogvlieger
- hoogwaardig
- hoogwater
- hoogzaal
- hooi
- hooiberg
- hooibergboter
- hooibouw
- hooibroei
- hooidokter
- hooien
- hooier
- hooigaffel
- hooihark
- hooihark v. -en; houten hark met doorgeslagen houten pennen
- hooikaas
- hooikist
- hooiklamp
- hooikolder
- hooikoorts
- hooiland
- Hooimaand
- hooimijt
- hooiopper
- hooipeiler
- hooipers
- hooirijf
- hooirook
- hooischelf
- hooischuur
- hooitas
- hooivork
- hooiwagen
- hooizolder
- hoon
- hoongelach
- hoop
- hoopvol
- hoorbaar
- hoorbuis
- hoorder
- hoorn, horen
- hoornaar
- hoornachtig
- hoornbeest
- hoornblazer
- hoorndul
- hoornen
- hoorngeschal
- hoornist
- hoornklaver
- hoornsignaal
- hoornslang
- hoornsnavel
- hoornuil
- hoornvee (horenvee)
- hoornvlies (horenvlies)
- hoornweefsel
- hoorspel
- hoos
- hoosgat
- hoosvat
- hop (hoppe)
- hopbel
- hopbitter
- hope
- hopeling
