Eeuwenlang is er op de wereld slechts één christelijke kerk geweest: de door Jezus Christus gestichte, die later haar hoofdzetel kreeg in Rome. Vanaf 1054 echter vonden er in die kerk verschillende splitsingen plaats.
De wereld heeft thans vele tientallen christelijke geloofsovertuigingen. In het begin van de 20e eeuw ontwaakte bij de aanhangers van de meeste van die christelijke stromingen het verlangen evenals vroeger één te zijn; alle christenen te verenigen in één christelijke wereldkerk. Dat verlangen noemen we de oecumenische gedachte. Het leidde in 1938 tot de oprichting (in Utrecht) van de Wereldraad van Kerken, die in 1948 te Amsterdam opnieuw georganiseerd werd en sindsdien zeer actief aan de verwezenlijking van de oecumenische gedachte heeft gewerkt. Meer dan 150 kerken zijn op het ogenblik in de Wereldraad vertegenwoordigd. De organisatie streeft ernaar de kerken te dienen bij de taak tot eenheid en meer nadruk te leggen op de inderdaad zeer grote overeenkomsten.
De rooms-katholieke kerk heeft zich jarenlang buiten de oecumenische beweging gehouden. Ze stond namelijk op het standpunt, dat de van haar ‘gescheiden broeders’ terug moesten keren tot de kerk van Rome en dat dit laatste de enige mogelijkheid tot eenheid was.Vooral onder invloed van paus Joannes XXIII en het door hem bijeengeroepen Vaticaans concilie schijnt er thans verandering te komen in die gedachtengang. Tegenwoordig wint in de rooms-katholieke kerk de gedachte veld, dat ook zij bij de splitsingen uit het verleden iets verloren heeft en dat ze dat terug zal kunnen vinden bij de andere kerken.