Afgaande op de naam zou men zeggen, dat de meteorologie de studie van de meteoorstenen is. Een onjuiste conclusie; in werkelijkheid is het de studie van de verschijnselen, die samenhangen met het weer.
Reeds sinds zijn komst op aarde is de mens geïnteresseerd geweest in het weer. Dat bewijzen de tekeningen van zon en regen, die ongeveer 12.000 jaar oud - aangetroffen zijn in de grot van Mas-d’Azil (Frankrijk). Omdat het leven van de mens op allerlei manieren beïnvloed wordt door kou , warmte, bewolking, regen, wind en sneeuw bestaat een van de voornaamste taken van de meteorologie uit het voorspellen van het weer.
Reeds in 1648 wezen de Fransen Pascal en Périer op de verschillen in luchtdruk tussen punten op verschillende breedtegraden. Met medewerking van de Franse ambassadeur in Zweden en van Descartes begonnen ze op verschillende punten luchtdrukwaarnemingen te doen. Omdat snelle verbindingsmiddelen echter ontbraken, gelukte het niet de waarnemingen tijdig te verzamelen en te bestuderen. Desondanks deden de Fransen een belangrijke ontdekking: in Europa en in een groot deel van Noord-Amerika waaiden de voornaamste winden steeds van west naar oost. Een storm, die het westelijk gedeelte van de Middellandse Zee teisterde, werd een dag later in het oostelijk gedeelte waargenomen. Met snellere verbindingsmiddelen zou het dus mogelijk worden zeelieden voor het naderende gevaar te waarschuwen.
In 1853 vernielde een verschrikkelijke storm boven de Zwarte Zee verscheidene Franse en Britse gebouwen, waarin voorraden lagen opgeslagen voor de troepen in de Krimoorlog. Slechts een jaar later wist een Franse geleerde van zijn regering gedaan te krijgen dat hij een weerkundig station mocht stichten om schepen te waarschuwen voor naderende stormen. In 1853 ook werd er een congres gehouden om de gegevens bijeen te brengen, die door de verschillende zeemachten waren verzameld. De Amerikaanse commandant Maury demonstreerde voor het eerst zg. windkaarten, die de navigatie voortaan zeer vergemakkelijkten. Sindsdien maakte de weerkunde snelle vorderingen. De Fransen waren in 1920 de eersten, die een weerschip uitrustten en op volle zee meteorologische waarnemingen gingen doen.
Overal in Europa verrezen weerkundige instituten, die allerlei metingen verrichtten, deze uitwisselden met andere en zo steeds beter in staat waren het weer te voorspellen. Ook Nederland en België hebben zo’n instituut; het Nederlandse staat in De Bilt; het Belgische in Ukkel.
De weerkunde kwam echter pas goed uit de verf toen men in staat was waarnemingen in de lucht te doen. In 1882 ging de eerste weerballon de lucht in en sindsdien is de techniek van waarnemingen in de hogere lagen van de atmosfeer steeds verbeterd. De nieuwste ontwikkeling op dit gebied zijn de weersatellieten, die vanuit de ruimte de aardatmosfeer bestuderen en regelmatig waarnemingen en opnamen doorseinen naar de aarde. Aan de hand van deze waarnemingen is het thans mogelijk allerlei weersontwikkelingen lang tevoren en met een grote mate van waarschijnlijkheid te voorspellen.
De meteorologen hebben intussen al lang ontdekt dat vooral de poolstreken een grote rol spelen bij het ontstaan van het weer in andere delen van de wereld. Weersvoorspellingen zijn zeer belangrijk, omdat talloze menselijke activiteiten voor een groot gedeelte van het weer afhankelijk zijn. Zeelui en vliegers willen graag de richting en de sterkte van de wind kennen en gewaarschuwd worden voor slecht zicht of bewolking; boeren willen gewaarschuwd worden voor plotselinge vorst, aanhoudende droogte of langdurige regenval. Bewoners in gebieden waar regelmatig wervelstormen voorkomen kunnen zich bij een tijdige waarschuwing in veiligheid stellen; atoomproeven worden altijd voorafgegaan door nauwgezette weerstudies om te voorkomen dat radio-actieve afval door de wind naar dichtbewoonde gebieden wordt gevoerd.
Voor zijn waarnemingen beschikt de meteoroloog over een heel arsenaal van instrumenten, waarvan er enkele bij dit artikel staan afgebeeld: de regenmeter, die de hoeveelheid neerslag registreert; de thermometer die de temperatuur vastlegt; de barometer die de luchtdruk noteert; de anemometer die de richting, de kracht en de snelheid van de wind vastlegt en de hydrometer die opmetingen verricht over de vochtigheidsgraad van de lucht. Daarnaast beschikt de weerkundige over verscheidene radiosondes, die hem langs draadloze weg op de hoogte stellen van de weersgesteldheid in de hogere luchtlagen..