Het aardvarken is een dier, dat voorkomt in Afrika en dat ook zijn Engelse naam (‘aardvark’) aan de Nederlandse taal te danken heeft. In sommige opzichten draagt het dier die naam met ere.
Het heeft een lichaam, dat wel wat op dat van een varken lijkt en het brengt zijn dagen door in de aarde, opgerold in een hol. Aan de andere kant lijken kop noch staart van het aardvarken op die van een ‘echt’ varken. En bovendien blijft het dier niet altijd onder de grond, ’s Nachts komt het uit de beschutting van zijn schuilplaats tevoorschijn om op jacht te gaan; op jacht naar termieten, die zijn voornaamste voedsel vormen. Met zijn sterke klauwen kan een aardvarken heel gemakkelijk een termietenheuvel openbreken en de lange, stevige tong schijnt speciaal gebouwd te zijn voor het haastig oplikken van de naar alle zijden wegvluchtende termieten. Afrikaanse inboorlingen zijn altijd op jacht naar aardvarkens want het vlees is voor hen een lekkernij. Gemakkelijk te vangen is het dier echter niet. Hoe onhandig het er ook uitziet, het kan razendsnel lopen en het is in staat zich in zeer korte tijd in te graven. En zelfs als het aardvarken in een hoek gedreven wordt is het nog niet volkomen hulpeloos. Het verheft zich dan op zijn achterpoten zoals een kangoeroe en verdedigt zich met zijn sterke voorpoten.