Jerusalimskaja is moeder Gods van Jeruzalem, icoon van het Hodegetriatype. De oericoon zou zijn geschilderd in Gethsemane door de evangelist Lucas, vijftien jaar na de Hemelvaart van Christus.
De Byzantijnse keizer Leo VI (886-912) zou de icoon uit Jeruzalem hebben meegenomen en in de kerk van de levensschenkende Bron in Constantinopel hebben geplaatst. Deze kloosterkerk ligt net iets buiten de stadsmuren en de Moeder Gods helpt steeds bij vijandelijke aanvallen om de stadsmuren te beschermen. Als dank wordt de icoon in de Blachernenkerk binnen de stadsmuren geplaatst, waar zij ruim 300 jaar blijft.
Aan het begin van de tiende eeuw, wanneer de betrekkingen tussen Byzantium enerzijds en de nog niet christelijke vorst en het volk van de Kievo Rus’ aan de anderzijds op gang komen, wordt de icoon geschonken aan de stad Cherson (Russisch: Korsun) op het gelijknamige schiereiland in de Zwarte Zee. Na de doop van de Kievo Rus’ in 988 wordt de icoon verplaatst naar Kiev. Vorst Vladimir van Kiev gaf de inwoners van Novgorod deze icoon ten geschenke toen zij christen waren geworden. Vierhonderd jaar lang wordt de icoon in de Sofia-kathedraal in Novgorod vereerd. In 1571 nam Ivan de Verschrikkelijke de icoon als buit mee naar Moskou, nadat hij Novgorod had onderworpen. Daar wordt zij opgesteld in de Ontslapenis-kathedraal in het Kremlin. In 1812 nemen de Fransen de icoon mee naar Parijs, waar zij nu nog steeds verblijft. Op alle replica’s zit het kind op de rechterarm van Maria. Zijn rechterbeen is over het linkerbeen geslagen. De maphorion van Maria valt in diepe plooien onder haar hals.