Gepubliceerd op 26-09-2017

Vrijlatingen in Rome

betekenis & definitie

Vrijlatingen in Rome - Trouwe en toegewijde slaven hadden in Rome de mogelijkheid om de vrijheid te verwerven. De vrijlating uit de slavenstand (manumissio) kon op verschillende wijze plaatsvinden, nadat o.a. de afkoopsom, die de slaaf dankzij het peculium had opgespaard, was bepaald. De te volgen procedure was door de wet vastgelegd en dus was het effect gewaarborgd. Deze wettelijke vrijlatingen met als gevolg het verlenen van het burgerrecht, noemden de Romeinen de manumissio iusta. Ze kon op verschillende wijze tot stand komen. De manumissio vindicta was wellicht de meest ingewikkelde procedure. Ze verliep in de vorm van een proces tot bepaling en handhaving van eigendom. De meester zag af van zijn eigendomsrecht en de fungerende magistraat wees de vrijheid toe. De slaaf werd libertus, vrij man met burgerrecht (libertus is meer een algemene term voor het Latijnse recht).

De manumissio censu was een wettelijke vrijlating door eenvoudige opschrijving van de naam van de vrijgelatene op de censuslijst bij de volkstelling, die om de vijfjaar door de censores werd gehouden, en waar de meester dan toestemming voor gaf.

De manumissio testamento was de vrijlating bij testamentaire beschikking. De slaaf was vrij vanaf het ogenblik dat de erfgenamen het testament aanvaardden.

Ook de servi publici konden de vrijheid verkrijgen door een senaatsbesluit. De vrijlating zelf vond plaats door bemiddeling van een magistraat.

In de loop van de eeuwen hadden de vrijlatingen soms plaats buiten de door de wetten vastgestelde vorm, b.v. door een eenvoudige schriftelijke verklaring van de meester of zelfs door een mondelinge beslissing in aanwezigheid van vrienden of getuigen tijdens een feestmaal of drinkgelag. Dergelijke vrijlatingen beschouwde men als manumissio minus iusta en de situatie van de onder deze voorwaarden vrijgelatenen was minder gunstig.

De wettelijke vrijlatingen waren reeds regel in de 4e eeuw v.C.; men moest daarbij een belasting van 5 pct. betalen op de verkoopwaarde van de vrijgelaten slaaf. Deze laatste bleef ook als libertus in sommige opzichten met zijn meester verbonden door banden van verplichtingen en dienstbetoon en hij was hem eerbied verschuldigd als zijn patronus. De libertus kon geen gerechtelijke actie beginnen zonder verlof van een magistraat en zonder bijstand van zijn patronus. Indien hij stierf zonder testament te hebben opgemaakt, keerden zijn bezittingen naar zijn patronus terug. Hij kon daarbij niet gekozen worden als magistraat, noch in Rome, noch in een municipium, evenmin kon hij tot hogere graden in het leger opklimmen. Doch de zoon van een libertus kende dergelijke beperkingen niet meer. Hij was ingenuus en dus bezat hij het volledige burgerrecht.

Aan het einde van de Republikeinse periode is er in deze toestand wel een versoepeling gekomen. Terwijl het voordien niet toegestaan was dat een libertus ereambten bekleedde of met een vrijgeborene in het huwelijk trad, stond Augustus een dergelijk huwelijk wel toe, maar dan toch nog beperkt en met uitzondering van een huwelijk met de leden van de senatorenstand. De onbeperkte vrijlatingen van vroeger, wat het aantal betreft, hadden zeer belangrijke gevolgen voor de samenstelling van de vier tribus urbanae en hebben dus onrechtstreeks op de politieke constellatie ingewerkt. Minder invloedrijk ter zake waren de vrijgelatenen in de comitia centuriata, omdat zij terechtkwamen in de centuria capite censorum, die van de proletariërs, die voor de verkiezingen slechts in laatste instantie in aanmerking kwamen, wat vrijwel nooit voorkwam. Ook Augustus begreep het gevaar van onbeperkte vrijlatingen en trof door een paar wetten, de lex Fufia Caninia in 2 v.C. en de lex Aelia Sentia in 4 n.C., maatregelen zodat nog alleen de besten voor vrijlating in aanmerking kwamen.

Hoe het ook zij, de vrijgelatenen hebben een bijzondere rol in de Romeinse samenleving gespeeld. Met Augustus is het in ruime mate begonnen, met zijn opvolgers werd het systeem uitgebreid. De vrijgelatenen van de keizer werden als beambten en vertrouwelingen in de verschillende diensten van de keizerlijke kanselarij opgenomen. Velen waren als secretarissen met vertrouwensposten bekleed (in de diensten ab epistulis, a rationibus, a libellis) en verkregen daardoor ook politieke macht, niet alleen in Rome, maar ook in de municipia.

Daarbij hebben de massale vrijlatingen de verandering in de fysionomie van Rome teweeggebracht. De Oudromeinse middenstandsklasse was door de oorlogen van de Republikeinse periode uitgedund en zij werden in het openbare leven vervangen door de vrijgelatenen. Dezen vormden een mengelmoes van rassen, zodat eveneens de gaafheid van het Romeinse volk als volk werd bedreigd.

< >