Gepubliceerd op 21-09-2017

Rechtsbronnen

betekenis & definitie

Rechtsbronnen - In de periode van de koningen tot de Twaalftafelenwet (449 v.C.) steunde het recht vrijwel volledig op het gewoonterecht, mos maiorum, usus, consuetudo: het geheel van de gewoonten der ouden, mondeling overgeleverd. Het bezat zijn kracht door zijn verbinding met de fas, het ius divinum, het goddelijk recht. In het begin van de Republiek ontstond de lex, aangenomen door de comitia centuriata. Het waren voornamelijk leges op het gebied van het privaatrecht.

In de periode van 449 v.C. tot het einde van de republiek groeiden de wetgevende lichamen in aantal, in werking. Als bronnen van het recht was er nog altijd de mos, daarnaast de leges maar ook het senatusconsultum en het edictum van de magistraten. Ook de responsa van de iurisconsulti werden langzamerhand een niet te onderschatten rechtsbron. Zie Rechtswetenschap.

In de periode van het principaat onderging de wetgevende macht belangrijke verschuivingen: zij gaat over van de comitia op de senaat en de princeps, de keizer. Het ius honorarium ontstond uit het edictum, kreeg een vaste vorm en werd evenwaardig aan de lex: dit ius is aan het einde van zijn ontwikkeling. Daarentegen werden de werken van de iurisconsulti steeds belangrijker. Leges werden minder en minder aangenomen door de comitia tijdens de regering van Tiberius. Nochtans had Augustus de wetgevende werking van de comitia nieuw leven ingeblazen, o.a. door de lex Iulia de maritandis, lex Popia Poppaea, lex Fufia Caninia, lex Aelia Sentia, alle aangenomen in de comitia. Vanaf het einde van de 1e eeuw n.C. stemden de comitia geen leges meer, ook al werd hun wetgevende macht nooit afgeschaft. De senaat nam deze macht over. Maar deze situatie vormde slechts een overgang naar de exclusief wetgevende macht van de keizer. De senaat werd meer en meer het instrument van de keizerlijke willekeur. Vanaf Hadrianus kregen de senatusconsulta een zuiver wetgevende betekenis. Deze toestand duurde echter niet lang, de senatusconsulta ontstonden meestal uit voorstellen van de keizer, werden oorspronkelijk zelfs persoonlijk voorgelezen. Dit waren de zgn. orationes principis in senatu habitae. Deze toestand werd exclusief. De senatusconsulta droegen de naam van de consul onder wiens dienstperiode het voorstel werd aangenomen. Langzamerhand werd deze oratio, die nooit werd verworpen, soms naar de keizer genoemd. Zo kennen we een oratio Severi van 195 n.C. van Septimius Severus, en een oratio Antonini van 206 n.C. van keizer Caracalla. Meer en meer zagen de principes af van deze manier en ze regeerden door directe verordeningen, de constitutiones principis. Deze hadden wettelijke kracht vanaf keizer Antonius Pius. Tenslotte werden zij de enige wetsbron. Men onderscheidt verschillende categorieën in deze constitutiones:

a. edicta, te vergelijken met die van de magistraten uit de republiek (zie Edictum);
b. mandata, richtlijnen aan welbepaalde functionarissen, nl. de gouverneurs van de provincies, op het gebied van de administratie, en op burgerlijk en strafrechtelijk vlak;
c. decreta, beslissingen van de keizer in rechtszaken, in eerste aanleg of in beroep;
d. rescripta, antwoorden van de princeps op vragen van magistraten of particuliere personen op rechtelijk gebied, verder te onderscheiden in epistulae (speciale brieven) en subscriptiones of adnotationes (antwoorden op de brief zelf van de vragen). Deze soort kwam vooral voor sedert keizer Hadrianus. De edicta van de magistraten, in de vorm van het edictum perpetuum, werden op bevel van Hadrianus verzameld, vastgelegd en uitgegeven door de rechtsgeleerde Salvius Iulianus. Deze verzameling is niet bewaard gebleven, doch werd veelvuldig gebruikt en geciteerd door latere iurisconsulti. In de periode van het Dominaat, vanaf het einde van de 3e eeuw was de constitutio principis de enige rechtsbron geworden, zij werd nu lex genoemd. De meest voorkomende categorieën zijn de edicta en rescripta. Ondanks de splitsing in Oost- en Westromeins Rijk golden de constitutiones altijd voor beide delen tot ca. 770 n.C. Vanaf dat jaar werden zij in het Westen niet meer toegepast als ze van het Oosten kwamen.