Isokrates - Beroemd Attisch redenaar (Athene 436-338 v.C.). Na een zorgvuldige opleiding bij de retor Teisias, de sofisten Gorgias en Prodikos en mogelijk ook bij Sokrates, vestigde hij zich als logograaf in Athene, omdat zijn vader door de Peloponnesische Oorlog was geruïneerd en hij aanvoelde dat zijn zwakke stem en nervositeit hem niet in staat stelden als advocaat op te treden. Na enkele jaren de kost als logograaf te hebben verdiend, stichtte Isokrates een eigen retorenschool in 393 v.C. te Athene en bleef de gewaardeerde leraar in welsprekendheid tot na 351 v.C. Hier kon hij zijn opvoedingsideaal ten volle uitwerken. Zijn school kreeg een wereldvermaardheid, want de lessen reikten verder dan de theoretische en praktische welsprekendheid. Hij beoogde een algemene vorming en schakelde in het programma ook lessen in politiek en moraal in.
In 390 v.C. publiceerde Isokrates zijn Tegen de Sofisten, waarmee hij de opvoedingsmethoden van de sofisten aanviel, omdat de meesten van hen oneerlijk waren en meer beloofden dan zij werkelijk konden geven. Door zijn eigen opvoedingsprogramma kwam hij ook in botsing met Plato, die slechts met minachting over de welsprekendheid sprak. Van 351 tot aan zijn dood in 338 v.C., enkele dagen na de slag van Chaironea, hield Isokrates zich vooral bezig met allerhande pu- blikaties, waarin zijn politieke opvattingen werden neergeschreven. Isokrates was op zijn manier patriot, maar de grenzen van zijn polis waren hem te eng. Hij zag in de zegevierende Philip- pos II van Makedonië de man die vroegere grootheid kon herstellen en in hellenistische geest de verschillende kleine Griekse staatjes bundelen tegen de erfvijand Perzië.
Van zijn werken zijn vijftien pronkredevoeringen bewaard gebleven, het genre waarin hij een ware meester was, zes rechterlijke pleidooien en acht brieven.
De belangrijkste van de bewaard gebleven publikaties is, naast zijn programmaverklaring Tegen de Sofisten, de Panègurikos, een fictieve redevoering zoals al de andere, waaraan hij tien jaar gewerkt zou hebben en die uitgesproken moest worden tijdens de openingsplechtigheid van de Olympische spelen van 380 v.C. De inhoud hiervan weerspiegelt zijn politiek ideaal. Hij zag in een gemeenschappelijke opdracht voor de verschillende Griekse poleis het enige redmiddel voor de vrede en de eenheid. Hij stelde voor dat Sparta en Athene een compromis zouden sluiten in verband met de opperste leiding van een statenbond in een oorlog tegen Perzië. Eigenlijk zou Athene de leiding moeten nemen, want het had bewezen daartoe in staat te zijn. Aldus groeide deze Panègurikos uit tot een lofzang op Athene, zijn geschiedenis, zijn instellingen, zijn cultureel peil en zijn vrijheidsstrijd tegen de Perzen in de voorgaande eeuw.
Van deze idee, oorlog tegen Perzië met vereende krachten, was Isokrates als bezeten. In 368 v.C. zag hij in Dionysios van Syrakusae de man om dit plan uit te werken, in 356 deed hij hiervoor een beroep op Archidamos, koning van Sparta, en ten slotte in 346 was het Philippos van Makedonië, tot wie hij een gepassioneerde oproep deed in zijn Brief aan Philippos. Isokrates was op dat ogenblik al 90 jaar oud. Het was een echte daad van moed om in deze periode dergelijke denkbeelden op het politieke vlak te formuleren, want Demosthenes deed alles om de ogen van zijn medeburgers te vestigen op het gevaar voor verlies van totale vrijheid, dat van de Makedonische koning uitging.
Over de Vrede, een politiek pamflet van 355 v.C., bevat een ernstige kritiek op de politiek van Athene en de behandeling van vroegere bondgenoten. Hetzelfde jaar nog verscheen zijn Aeropagitikos, een aanvulling op Over de Vrede; hierin gaf hij het verschil weer van de levensvoorwaarden te Athene onder de grote figuren Solon en Kleisthenes met die van zijn tijd. Het was bedoeld ter verdediging van een wetsvoorstel voor de vergaderde Areo- paag.
De Panathenaikos van 339 v.C. was het laatste werk en dus de zwanezang van Isokrates. Vol geestdrift gaf hij in hoofdzaak de grote lijnen van de historische grootheid van zijn vaderstad. Op politiek vlak was Isokrates een naïef utopist. Hij geloofde werkelijk dat Perzië nog altijd de wezenlijke vijand van de Griekse poleis was en zag dus de ware bedoelingen van Philippos niet. Hij geloofde eveneens dat de mooi geschreven epideiktische rede voldoende was om meer belangstelling voor de daarin uitgedrukte plannen te krijgen.
Hoe het ook zij, in zijn werk is het Attische kunstproza in zijn meest perfecte vorm vertegenwoordigd. Isokrates besteedde blijkbaar meer aandacht aan de uitdrukkingsvorm dan welke andere Griekse auteur ook. Ook streefde hij naar een eigen volmaakt ritme. In het proza vermeed hij hiaten en waakte over de combinatie van letters. Zijn periodenbouw is kunstvol uitgewerkt, doch de lengte ervan is soms zodanig uitgesponnen dat de klaarheid van de gedachte eronder lijdt. Al te vaak wekt de taal de indruk te veel bestudeerd te zijn.