Sokrates - Grieks wijsgeer (470/469-399 v.C.), geboren te Alopèkè, een voorstad van Athene, uit een middenstandsfamilie. Zijn vader Sophroniskos was beeldhouwer, zijn moeder Phaenaretè was vroedvrouw. Hij werkte eerst enige tijd in het atelier van zijn vader; hoever hij in deze kunst gevorderd was, weten we niet. Hij bleek al snel als wijsgeer door Athene te willen slenteren en de mensen tot de deugd aan te sporen. Hij huwde, op vrij late leeftijd, met Xanthippè, die een slechte faam heeft gekregen als knorrige en domme echtgenote, doch het moet ook geen pretje geweest zijn met Sokrates samen te leven. Hij maakte zich helemaal geen zorgen over de inkomsten van zijn gezin, daarvoor zou zijn rijke vriend Kriton gezorgd hebben. Bij Xanthippè had Sokrates drie kinderen, die nog niet volwassen waren, toen hij op 70-jarige leeftijd stierf. Zijn hele leven heeft Sokrates bijna zonder onderbreking in Athene doorgebracht. Vóór zijn huwelijk moet hij vrij welvarend zijn geweest, want hij vocht als hopliet in de jaren 432-429 v.C. bij Potideia, waar hij Alkibiades het leven gered zou hebben, in 424 bij Delion en in 422 bij Amphipolis. Ook de politiek interesseerde hem weinig (wat hem de naam van antidemocraat bezorgde), maar toch raakte hij een paar maal bij politieke zaken betrokken. In 406 v.C. zetelde hij als prytanis en verzette hij zich tevergeefs tegen het voorstel om de generaals, die de slag bij de Arginusen hadden gewonnen, ter dood te veroordelen (deze generaals hadden de lijken van de gesneuvelde soldaten niet laten begraven, gehinderd door een storm). Een andere maal weigerde hij een bevel van Kritias op te volgen om een politieke vijand te arresteren.
Hij slenterde gewoonlijk door Athene, en ondervroeg vooraanstaanden uit de kringen van de filosofie, de politiek en het leger over problemen die zij gemakkelijk hadden kunnen oplossen (omdat het hun specialiteit was), volgens Sokratische methode (zie infra). De vragen die Sokrates stelde, waren definitorische vragen, d.w.z. vragen naar een definitie: wat is deugd, wat is moed, wat is vriendschap enz. Om echter een precies beeld te krijgen van de persoon, de theorieën van Sokrates staan we voor onoplosbare problemen. Sokrates zelfheeft nooit iets geschreven, en we kennen hem daarom slechts uit werken van zijn leerlingen Xenophon en Plato, minder door Aristoteles, en op negatieve en denigrerende wijze door de blijspeldichter Aristophanes met zijn komedie De Wolken van 423 v.C.
Plato heeft Sokrates volledig begrepen op filosofisch terrein, doch we kunnen niet meer onderscheiden welke leerstellingen socratisch zijn en welke platonisch. Dit probleem doet zich vooral voor bij de latere dialogen. Xenophon heeft Sokrates niet begrepen: hij was te oppervlakkig, maar we mogen aannemen dat de feiten en gebeurtenissen, die Xenophon in zijn Memorabilia Socrates doorgeeft, historisch juist zijn. Aristophanes heeft niet het verschil gezien tussen Sokrates en de sofisten. Wel moet toegegeven worden dat er bepaalde overeenkomsten te vinden zijn in hun gedragingen: toch is er een beslissend verschil in niveau van denken, in ethische zorg op de eerste plaats. In 399 v.C. werd Sokrates voor de volksrechtbank, Heliaia, gedaagd, beschuldigd door de leerlooier Anytos, de dichter Meletos en de redenaar Lykoon van een dubbel vergrijp: hij vereerde de staatsgoden niet (de politiek-religieuze misdaad ‘asebeia’, tegen verschillende filosofen ingebracht, o.a. Anaxagoras en later Aristoteles) en hij bedierf de jeugd. De gronden hiervan zijn uiterst duister. Xenophon en Plato vermelden expliciet rituele offers van Sokrates, maar misschien zag men in het daimonion (zie infra) van Sokrates een nieuwe godheid; daarom beschuldigde men hem van het invoeren van nieuwe goden. De tweede beschuldiging kan haar grond vinden in het feit dat de aanhang van Sokrates, waarmee hij door de stad slenterde en eigenlijk de toenmalige ‘high-life’ belachelijk maakte, helemaal uit jongelui bestond. De oudere en conservatieve generatie kon dat niet dulden. Wat er ook van zij, zijn kritiek op de democratie en zijn connecties met aristocraten als Kritias en Alkibiades waren onvergeeflijke zaken voor de democratie (sinds 403 v.C. hersteld). Sokrates deed geen moeite om zich aan een veroordeling te onttrekken. Integendeel: door zijn trotse en consequente houding prikkelde hij zijn rechters. Hij werd veroordeeld tot de giftbeker en nam die op een manier die, door Plato in diens Phaidon verhaald, in de wereldgeschiedenis onsterfelijk is geworden. Ofschoon de executie pas een maand na het vonnis werd uitgevoerd, omdat de heilige trireme, de Delia, niet in de haven lag, en hoewel Sokrates de kans had te vluchten, wilde hij consequent gehoorzaam blijven aan de wetten van de staat (in Plato’s Kriton) en weigerde.
Sokrates’ leer is in de kern ethisch. In de Apologia van Plato vertelt Sokrates dat zijn zending een goddelijke roeping was. Zijn vriend Chairephoon had het Orakel van Delphi gevraagd wie de meest wijze man van Athene was. Het antwoord wees Sokrates aan. Sokrates begreep eerst het antwoord niet, en, geleid door zijn daimonion, de stem van zijn geweten, ondervroeg hij de mensen omtrent hun kennis. Zo ervoer hij dat hijzelf de verstandigste was, omdat hij de aporia bezat, d.w.z. dat hij wist dat hij niets wist, en dat was voor Sokrates de grondslag van de wijsheid.
Zijn methode om de mensen te ondervragen bevatte twee elementen: de eironeia en de maieutikè.
De eironeia (ironie, geveinsde onwetendheid) hield in dat hij deed alsof hij niets wist en aan zijn gesprekspartner vroeg een algemeen geldende, klare definitie te geven van een bepaald begrip of hoedanigheid. Zo ervoer Sokrates dat niemand hem een dergelijk antwoord kon geven.
Met de maieutikè hielp hij, zoals de vroedvrouw (maieutikè technè, ‘verloskunde’) de kennis losmaken, verlossen, uit de geest van zijn partner, om zo tot klaarheid te komen. Op die manier beschouwt men Sokrates als de grondlegger van de inductie: van het concrete komt hij tot algemeen geldende definities en waarheden. Sokrates’ activiteit was voor hem een roeping: hij wilde in opdracht van de godheid de mensen leren hoe ze ethisch moesten leven. Dit kan - volgens hem - omdat deugd kennis is: niemand zondigt wanneer hij precies weet wat deugd is. En kennis moet losgemaakt worden uit de geest van de mens: alle kennis is in sluimerende toestand in de mens aanwezig. Plato heeft dit verder ontwikkeld en kwam tot de leer van de anamnèsis en uiteindelijk tot de ideeënleer. Deugd is echter niet iets relatiefs (zoals de sofisten beweerden), maar er bestaat een wet door god aan de mensen opgelegd, en immanent aan de mensen. Daarom is de oude Griekse leuze ‘Ken Uzelf, ingebeiteld in het fries van de Apollotempel te Delphi, voor elke mens een zedelijke plicht. Het bestaan van de godheid wordt bewezen door de orde en organisatie van de kosmos. De goden moeten we daarom eren, want zij zijn het die ons het goede brengen. Het rituele aspect leidt nochtans tot devaluatie door de verderfelijke handelsgeest. De houding van de mens tot de godheid is een persoonlijke zaak: op dit vlak heeft het individu meer belang dan de gemeenschap. Of de ziel volgens Sokrates onsterfelijk is, is onzeker. Plato geeft in de Phaidoon waarschijnlijk meer zijn persoonlijke mening dan die van zijn meester. In de Apologia immers spreekt Sokrates zich alleen uit over de mogelijkheid ervan. Van zijn leerlingen noemen we Plato, Xenophon en de vele minder belangrijke stichters van de zgn. kleine socratische scholen. Socrates’ invloed lag vooral op het terrein van de ethiek, en hierbij knoopten later de Stoa en het epicurisme aan. Deze grote invloed wordt verklaard door zijn hoogstaande morele houding, zeer uitzonderlijk in die tijd.
Nawerking: La mort de Socrate (1824), gedicht door de Franse dichter A. de Lamartine (1790-1869); Sokrates träumt, roman door J. Vital, Einsiedeln-Zürich, Ned. vert. In de schaduw van Sokrates, Hasselt s.d.; Socrate (1918), Grieks drama door de Franse componist Eric Satie (1866-1925); Prométhée ou le mal du siècle, dialogue socratique, door R. Cardon, Brugge 1966; Eupalinos ou l’architecte (1923), door de Franse literator en dichter Paul Valéry (1871-1945); L ’âme et la danse (1921), door Paul Valéry; Socratische gesprekken, door Ward Hermans, Antwerpen s.d.; Het proces Sokrates, toneelwerk door J. van Hoeck, s.d.; Oi Dialogoi (1985), gemoderniseerde dialogen van Sokrates, door Luciano de Crescenzo (1929).