Gepubliceerd op 06-09-2017

Athene

betekenis & definitie

Athene - (Gr.: Athenai) Hoofdstad van de landstreek Attika. Het centrum, de Akropolis, bevindt zich op ca. 5 km van de zee. De oudste nederzetting dateert uit het late Neolithicum, maar de geschiedenis ervan wordt pas duidelijk vanaf de Mykeense periode. Uit deze tijd stamt de oudste omwalde burcht, toegeschreven aan de Pelasgen, en daarom het Pelargikon genoemd. Volgens de traditie, die de stadsstichting, sunoikismos, toeschrijft aan Theseus of Kekrops, droeg de stad eens de naam van Kranaa en Kekropia. De naam Athene verwijst ongetwijfeld naar de godin Athena, die overigens haar schutsgodin was. Het centrum is altijd de citadel geweest, polis genoemd, in de latere periode beter bekend onder de naam Akropolis, een heuvel van 156 m hoogte. Een andere belangrijke plaats van oudsher was de agora, de markt. De oude agora bevond zich tussen de Akropolis en een andere heuvel, de Areopaag. Toen de stad zich uitbreidde, verhuisde de agora in het begin van de 6e eeuw v.C. naar een vlakke plaats ten noorden van de Areopaag, en ten oosten van een heuvel, die daarom de naam Kolonos Agoraios kreeg. Een andere belangrijke plaats was de Pnyx. Vanaf de tijd van Peisistratos kende de stad een grote bloei, onderbroken door de invallen van de Perzen (zie Perzische Oorlogen), vooral in 480 v.C., een rampzalig jaar voor de stadsgebouwen en de stadsversiering.

Reeds in 479 v.C. begon de heropbouw. De kunstversiering, die aan de stad zo’n grote faam heeft gegeven tot op het einde van het antieke tijdvak, begon met de tijd van Kimon. Grote kunstenaars als Polygnotos, Panaimos en Mikon leverden hun bijdragen. Doch eerst Perikles werkte volgens een vast programma, daarin bijgestaan door Phidias en Hippodamos. De Akropolis, zo genoemd vanaf 386 v.C., was nu geen echte versterkte plaats, geen citadel meer. De muren eromheen waren een luxe geworden, de heuvel werd de woonplaats van de goden.

Het aristocratische woongedeelte bevond zich ten zuiden en ten zuidoosten van het centrum. Hier bevonden zich ook tempels zoals die van Zeus Olympios en van Dionysos, evenals de beroemde bron Kallirhoè. De handelswijken, b.v. Kerameikos, de pottenbakkerswijk, bevonden zich meer ten noorden en noordwesten van het centrum, waar natuurlijk de markt, de agora, het middelpunt van het economisch leven was. De volkswijken lagen meer verspreid. Na de Perzische Oorlogen liet Themistokles nieuwe muren bouwen rond de stad, omdat de oude uiteraard te eng waren geworden. Bij deze omwalling hoorden ook de beroemde Lange Muren, waarvan er twee naar de Piraeushaven liepen en een naar de kleinere haven van Phaleron.

De stad strekte zich ook nog uit buiten deze muur van Themistokles. Daar bevonden zich woonwijken, zoals binnen de muren. Verder ook nekropolen, bij de poorten, en in het zuiden de ‘tuinwijk’, de kèpoi. In het noorden lag het dorp Kolonos, nauw verbonden met de sagen van Oidipous. De Peloponnesische Oorlog onderbrak de opbouw en de versiering van de stad. Meer nog, na deze oorlog werd de havenstad Piraeus op handelsvlak veel belangrijker dan Athene zelf. Athene werd meer en meer een stad die op haar verleden teerde. In de tijd van het hellenisme, na Alexandros de Grote, werd Athene het cultureel centrum bij uitstek van de beschaafde wereld: de filosofenscholen bloeiden en vele vorsten uitten hun waardering voor de stad door er op hun kosten prachtige bouwwerken te laten optrekken, b.v. Ptolemaeus III Euergetès, Antiochos IV Epiphanes van Syrië en Attalos I van Pergamon. Maar in 86 v.C. liet Sulla zijn soldaten de stad grondig verwoesten. Toch bleef Athene voortleven op haar roem. Het werd vrijwel uitsluitend een universiteitsstad waar de rijke jeugd haar studie in de wijsbegeerte pleegde te vervolmaken. Griekenland was verlaagd tot de provincie Achaea, en ook Athene onderwierp zich volledig aan het Romeinse imperialisme. Een heropleving viel te noteren in de 2e eeuw n.C., de eeuw van het filhellenisme: keizer Hadrianus had een bijzondere voorkeur voor Athene en verbleef er dan ook veel.

Hij liet de stadsmuur in het oostelijk gedeelte uitbreiden en noemde het Nieuw-Athene (later ook Hadrianopolis). Het was een wijk met grote villa’s en tuinen. Verder voltooide hij de tempel van Zeus Olympios, organiseerde de Panhellenia-feesten, liet een gymnasion bouwen, evenals een bibliotheek.

De wijsgeer Herodes Attikos, een van de rijkste mensen van zijn tijd, liet ook op zijn kosten de stad opsmukken, o.a. met een tempel van de godin van het toeval, Tuchè, tegen de Ardettosheuvel in het zuidoosten van de stad, over de rivier de Ilissos.

Weer werd de stad voor een groot deel vernietigd bij de invallen van de Goten in 267 n.C. Ondertussen was Athene steeds christelijker geworden. Het einde van het antieke Athene wordt gewoonlijk gesitueerd in het jaar 529 n.C., toen keizer Iustinianus de heidense filosofenscholen liet sluiten en christelijke kerken van de oude heidense tempels liet maken.