De Oostenrijkse hoofdstad Wenen behoort tot de schilderachtigste hoofdsteden van Europa en heeft een bijzonder rijk verleden. De stad ligt op de oevers van de Donau in een prachtig landschap van groene wouden en vriendelijke gebergten
Om die uitzonderlijke grootte van Wenen te begrijpen, dient men echter te weten, dat het eens de hoofdstad is geweest van een veel groter land: het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije. In die dagen was Wenen een zeer belangrijk handelscentrum; een trefpunt van twee grote verbindingswegen, die al sinds de vroegste tijden werden gebruikt. Een van die verbindingswegen was de oost-westroute via de Donau; de andere een oude weg, die van de Oostzee naar de Adriatische kust voerde. Behalve een handelsknooppunt was Wenen in zijn glorietijd ook een centrum van kunst en wetenschap. Onder de grote componisten bijvoorbeeld die er werkten, behoren Beethoven, Mozart, Haydn, Schubert en Mahler. De Weense dansmuziek en de Weense operettes maakten de stad tot een van de vrolijkste van de wereld.
Wenen verloor zijn grote betekenis na de Eerste Wereldoorlog. Samen met Duitsland verloor Oostenrijk-Höngarije deze oorlog. Als gevolg daarvan werd het rijk verdeeld en werd Wenen de hoofdstad van een klein, arm land met minder dan 7.000.000 mensen.
Wenen heeft bijna twee miljoen inwoners. Dat betekent, dat bijna een kwart van de Oostenrijkse bevolking in de hoofdstad woont. Wenen is daarom wel eens een ‘hoofdstad zonder land’ genoemd; de stad is zo groot, dat ze een beetje misplaatst lijkt in een zo klein land als Oostenrijk.