In landen met een bergachtig karakter kost het niet de minste moeite een stuk graniet of kalksteen te vinden ter grootte van een knikker of zelfs van een mannenhoofd. Zulke brokstukken zijn uit de bodem gespoeld of verweerd en worden overal aangetroffen.
Stukken graniet van een zodanige grootte, dat ze gebruikt kunnen worden in de bouw, zijn echter veel moeilijker te vinden. Gewoonlijk moeten ze met veel inspanning uit de bodem worden gehakt.Het uithakken van zulke bruikbare stukken gesteente gebeurt meestal in een steengroeve. Behalve graniet en kalksteen worden bijvoorbeeld ook marmer, leisteen en zandsteen op deze wijze te voorschijn gehaald.
Kalk- en zandsteen zijn veel gemakkelijker te winnen dan graniet en marmer. Dat komt omdat ze in lagen voorkomen. Met behulp • van drilboren worden die lagen in stukken gebroken; die stukken kunnen dan zonder meer getransporteerd worden. Graniet en marmer liggen niet in lagen; blokken van dit materiaal moeten helemaal uit de rotsbodem losgehakt worden.
Het werk in steengroeven is niet nieuw. Al meer dan 4300 jaar leveren de graniet groeven van Assoean in Egypte bouwmateriaal. Waarschijnlijk nog ouder zijn de kalksteengroeven aan de overzijde van de Nijl bij Gizeh in de buurt van de grote piramiden.
Een groot probleem bij het werk in de steengroeven van de Oudheid was het vervoeren van de uitgehakte steenblokken. Voor de 130 m hoge Grote Piramide hebben de Egyptenaren desondanks miljoenen tonnen steen verplaatst in afzonderlijke blokken, die elk gemiddeld 2½ ton wegen. Voor het transport
Richels laten zien waar het marmer is uitgehakt.
werd gebruik gemaakt van het water van de Nijl. Als dat bij regelmatige tussenpozen buiten de oevers trad, konden de uitgehakte steenblokken op drijvende vlotten worden vervoerd. Voor de rest van het werk zorgden de slaven. In onze tijd zijn die slaven natuurlijk vervangen door machines.