Toen de eerste Spaanse veroveraars voet op Amerikaanse bodem zetten, zagen ze de Indianen spelen met kleine balletjes, die op wonderlijke wijze terugkaatsten van de muren, waar ze tegenaan werden geworpen. De ballen bleken gemaakt te worden uit het melkachtige sap van een boom, die de Indianen ‘cahuchi’ noemden, hetgeen betekende ‘de wenende boom’.
De Spanjaarden besteedden weinig aandacht aan dat materiaal. Opspringende balletjes waren helemaal niet belangrijk voor deze avonturiers, die op zoek waren naar goud en andere rijkdommen.
Tweehonderd jaar later meldden enkele Franse ontdekkingsreizigers, dat de Indianen langs de grote Amazonerivier schoenen, flessen en schalen maakten uit een stof, die ze ‘caoutchouc’ noemden. Kennelijk was dit woord een verbastering van het oude woord voor de ‘wenende boom’. De ontdekkingsreizigers kwamen er achter hoe de Indianen dat materiaal verkregen. Daartoe werd eerst een snee gemaakt in de stam van een ‘wenende boom’. Uit die snee sijpelde een melkachtige vloeistof, die werd opgevangen in een schaaltje. Al spoedig verdeelde de vloeistof zich in water en in een dikke, stroopachtige massa.
Het water werd weggeworpen; de stroopachtige rest werd verwerkt tot balletjes. Dat gebeurde door een stok steeds weer opnieuw in de stroop te dopen en hem dan boven een rokerig vuur te houden. De stroopachtige massa werd dan stevig en donker van kleur.
Toen deze caoutchouc voor het eerst naar Europa werd gebracht, raakte niemand daar eigenlijk over in opwinding. Veel reden was daar trouwens niet voor. Voorwerpen, die van deze caoutchouc werden gemaakt, werden bij koud weer bros en breekbaar en gingen bij warm weer kleven. Wel kreeg de stof een nieuwe naarn. Toen de bekende Engelse geleerde Joseph Priestley ontdekte, dat het met caoutchouc mogelijk was potloodlijnen weg te wrijven (wrijven is in het Engels ‘to rub’), noemde hij het materiaal ‘rubber’.
In die tijd was rubber nogal duur; een blokje van een vierkante centimeter kostte toen ongeveer 35 gulden. Als de prijs van rubber inmiddels niet drastisch verlaagd zou zijn, zou een normale autoband op het ogenblik.... ruim 10.000 gulden kosten!
In 1823 ontdekte de Schot Charles Macintosh dat hij uitstekend regenjassen kon maken door tussen twee lagen textiel een laagje rubber te bevestigen. In datzelfde jaar maakte de Engelse rij tuigbouwer Thomas Hancock de eerste rubberbanden.
Rubber werd echter pas belangrijk nadat de Amerikaan Charles Goodyear een zeer belangrijke ontdekking had gedaan. In 1839 kwam hij tot de bevinding, dat rubber veel beter te gebruiken was als er zwavel aan werd toegevoegd en als dat mengsel daarna werd verhit . Na die behandeling werd rubber niet meer bros bij koud en niet meer kleverig bij warm weer. De door Goodyear ontdekte behandeling wordt ‘vulkaniseren’ genoemd. Toen de kwaliteit van rubber op die manier sterk verbeterd kon worden, werden er spoedig tal van nieuwe toepassingen gevonden. Schepen begonnen regelmatige diensten op het Amazonegebied om aan de stijgende vraag naar rubber te voldoen. Want nog steeds was de ‘wenende boom’ (in werkelijkheid de Heveaboom) uit die streek de enige rubberbron ter wereld.
Toen de Engelsen de waarde van rubber hadden ontdekt, lieten ze in het geheim rubberboomzaden uit Brazilië smokkelen met de bedoeling rubberplantages te stichten in hun Aziatische koloniën. Dat plan werd een succes; tegen 1912 kwam er al meer rubber van de plantages dan uit Zuid-Amerika. In 1932 verzorgden de rubberplantages in het Verre Oosten bijna de gehele wereldrubberproduktie.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de aanvoer van rubber uit het Verre Oosten plotseling stopgezet. Inmiddels had de wetenschap echter al ontdekt, dat ook andere planten sappen bezaten, die tot rubber te verwerken waren. Een van die planten is de gulden roede. Er was echter geen enkele kans de rubbervraag te dekken met een produktie uit deze plantesappen. Ook de wilde rubberbomen in Brazilië waren lang niet voldoende om aan de steeds stijgende vraag van de oorlogsindustrie te voldoen. De enige hoop was de vervaardiging van een (toen nog niet bestaande) kunstmatige rubbersoort. Met vereende krachten slaagde de scheikundige wetenschap erin zulke kunstmatige rubbersoorten te vervaardigen.