Het doel van de centrale riolering is het afvalwater en het overtollige regenwater zo snel mogelijk af te voeren naar een plaats waar het geen schade of hinder kan veroorzaken. Om schade en hinder te voorkomen zal het rioolwater zo nodig moeten worden gezuiverd op een rioolwaterzuiveringsinrichting.
Ook in Nederland is er op vele plaatsen sprake van ernstige verontreiniging van oppervlaktewater ten gevolge van de lozing van ongezuiverd rioolwater.
Indien door een rioolstelsel het huishoudelijke en industriële afvalwater en het regenwater gezamenlijk worden afgevoerd spreekt men van een gecombineerd of een gemengd rioolstelsel.
Wanneer het huishoudelijke afvalwater en het industriële afvalwater door een speciaal daarvoor bestemd buizennet en het regenwater gescheiden daarvan door een ander buizennet wordt afgevoerd heeft men het gescheiden rioolstelsel.
Het regenwater dat nauwelijks vervuild is, wordt dan door dikwijls korte riolen op het openbare water geloosd.
De hoeveelheid huishoudelijk afvalwater kan variëren van 100 tot 200 liter per inwoner per dag. De af te voeren hoeveelheid regenwater kan bij een hevige regenbui gedurende een bepaalde tijd wel 100 maal zo groot als de hoeveelheid afvalwater zijn, die wordt geloosd.
Op een rioolwaterzuiveringsinrichting worden door roosters en snijroosters de grove verontreinigingen uit het rioolwater verwijderd. Zandvangers worden toegepast om het zand uit het afvalwater te verwijderen en bezinkinrichtingen voor de afscheiding van de lichtere bezinkbare stoffen. Niet bezinkbare stoffen en colloïdale (zwevende) en opgeloste stoffen kunnen alleen, zij het niet geheel volledig, door middel van een oxydatief-biologisch zuiveringsproces worden geliquideerd.
Bij dit zuiveringsproces spelen aërobe bacteriën een grote rol. Door anaërobe bacteriën worden de slijkstoffen, die uit het rioolwater in de bezinkinrichtingen zijn afgescheiden, in vaak speciaal daarvoor geconstrueerde slijkgistingstanks vergist, bij een temperatuur van 30° C, waarbij onder meer methaangas ontstaat.